Vetstofwisseling: functie, taken, rol en ziekten

Vet metabolisme, ook bekend als lipidenmetabolisme, verwijst naar alle metabolische processen die daarbij betrokken zijn absorptie en gebruik van verschillende lipiden​ Dit omvat de vertering van vetten en vetachtige stoffen, maar ook de omzetting van vetten in energie.

Wat is lipidenmetabolisme?

De centrale site voor de afbraak en afbraak van vetten is de lever​ Vetten en vetachtige stoffen die via voedsel worden ingenomen, worden eerst geëmulgeerd en gedeeltelijk afgebroken in de maag​ Dit complexe proces zet zich voort in de lever, darm, spieren en vetweefsel​ De centrale site voor de afbraak en afbraak van vetten is de lever​ Lipidenmetabolisme bestaat uit een exogeen en een endogeen metabolisme. Beiden dienen om het organisme te voorzien triglyceriden en cholesterol​ Bij exogeen lipidenmetabolisme komen vetten in de bloedbaan als chylomicronen, die lipoproteïnedeeltjes zijn, via de weefselvocht. triglyceriden hiervan worden afgesplitst en opgenomen door spier- en vetweefsel. De resterende chylomicronen migreren naar de lever. Tijdens het endogene vetmetabolisme vinden gecompliceerde transport- en hermodelleringsprocessen plaats. Een groep lipoproteïnen, VLDL, zeer laag Dichtheid Lipoproteïne, dienen om triacylglyceriden te transporteren, fosfolipiden en cholesterol naar weefsels. VLDL wordt omgevormd tot tussenproduct dichtheid lipoproteïnen, zogenaamde IDL, die armer zijn triglyceriden en rijker aan cholesterol​ Tegelijkertijd geven ze ook aanleiding totdichtheid lipoproteïnen, LDL, die ook arm zijn aan lipoproteïnetriglyceriden maar rijk aan cholesterollipoproteïnen. Speciale receptoren worden gebruikt om te pendelen LDL in de weefsels. Het cholesterol dat daar wordt afgegeven, samen met andere in vet oplosbare stoffen, is verantwoordelijk voor de synthese van steroïden hormonen en vitamine D​ Overtollig LDL wordt opnieuw opgenomen door de lever. Lipoproteïnen met hoge dichtheid, genaamd HDL, zijn ook belangrijk voor het beschermen van de hart- en bloed schepen van te veel cholesterol. Speciaal transport eiwitten het eigen risico ophalen.

Functie en rol

Anders glucose, dat een centrale rol speelt als energieleverancier voor alle cellen, lipiden zijn nodig als basisvoorziening door slechts een minimaal aantal cellen. De belangrijkste taak van lipiden is dus opslag. Wat het lichaam niet nodig heeft, wordt opgeslagen in het depot. Als er een tekort aan voedsel is, kunnen de benodigde vetten door het organisme worden teruggehaald dankzij de opslag van lipiden. In dit opzicht zijn vetten essentieel voor een goed functionerend organisme. Lipiden zorgen voor hoogwaardige energie en warmte en leveren zo de spieren, cellen en organen. Vetten hebben verschillende taken en functies. Ze dienen als energiereserves voor alle processen in het lichaam die energie vereisen. Als bouwstenen vormen ze de basisstructuur voor alle celmembranen. Deze dunne weefsellagen van lipiden en eiwitten sluiten zich af voor invloeden van buitenaf om het interne milieu in stand te houden. Vetten dienen ook als synthesevoorlopers voor een groot aantal biologisch actieve verbindingen. Waaronder hormonen en hormoonachtige stoffen. Triglyceriden, cholesterol en vetzuren worden opgenomen door de dieet​ Triglyceriden zijn de feitelijke, belangrijke bloed lipiden die voornamelijk energie leveren aan vet- en spiercellen. Ze komen voor in plantaardige oliën en dierlijke vetten. Cholesterol wordt voornamelijk aangetroffen in voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Strikt genomen zijn cholesterolen vettige stoffen en geen vetten. Cholesterol levert ook energie aan vet- en spiercellen, en dient ook als bouwsteen voor celwanden, is betrokken bij de opbouw van zenuwen, bij de vorming van seks hormonenin cortisone voor je productie of hart- stimulerende stoffen, draagt ​​bij aan vitamine D synthese en is een belangrijke factor bij de vorming van gal zuren​ Deze spelen een centrale rol bij de vertering en uitscheiding van vet. Vetzuren, die zowel verzadigde als onverzadigde bevatten, worden voornamelijk aangetroffen in plantaardige vetten. Ze leveren energie, ondersteunen de immuunsysteem, zijn betrokken bij tal van andere stofwisselingsprocessen en kunnen verlichten Depressie​ Lipiden spelen ook een rol bij enzymatische reacties.

Ziekten en kwalen

Stoornissen in het vetmetabolisme zijn wijdverbreid in de westerse wereld. Redenen zijn een ongezonde levensstijl en een dieet rijk aan vet en suiker​ Genetische aanleg speelt echter ook een rol. In geïndustrialiseerde landen komen met name vaatziekten en hart- en vaatziekten voor. De oorzaken zijn a dieet te rijk in calorieën, gecombineerd met een gebrek aan lichaamsbeweging. Lipidenstoornissen kunnen worden geïdentificeerd door een toename van bloed lipideniveaus. Een stoornis in het vetmetabolisme treedt op wanneer het transport, de verwerking en de productie van lipiden niet meer goed functioneren. Een lipidenstoornis is onderverdeeld in twee categorieën, de primaire en secundaire vormen. De primaire vorm is een genetisch bepaalde aandoening. In het geval van een aangeboren stoornis in het vetmetabolisme, vetophopingen in de huid kan al worden waargenomen in jeugd. Cholesterolgehalte zijn aanzienlijk verhoogd en patiënten ontwikkelen al vasculaire calcificaties jeugd​ In de secundaire vorm, onderliggende ziekten zoals suikerziekte, zwaarlijvigheid, spanning of schildklierstoornissen zijn meestal aanwezig. De gevolgen zijn hetzelfde voor degenen die door beide vormen worden getroffen. Er is een toename van het totale vetgehalte van het bloed, een verstoring van het transport en de verwerking van bloedvet. Een verhoging van de bloedlipideniveaus is een van de meest voorkomende lipidenstoornissen en wordt verder onderverdeeld in twee categorieën: hoog cholesterol niveaus en hoge triglycerideniveaus. In tegenstelling tot triglyceriden maakt het lichaam zijn eigen cholesterol aan en is daardoor nauwelijks afhankelijk van voedselinname. Door het grote aantal cholesterolhoudende voedingsmiddelen is de inname echter sterk gestegen en kan het teveel niet meer worden afgebroken. De primaire, genetisch bepaalde lipometabole aandoening resulteert meestal in een verhoging van cholesterol. Terwijl de secundaire vorm resulteert in een verhoging van de triglycerideniveaus.