hormonen

Definitie

Hormonen zijn boodschappersubstanties die worden geproduceerd in klieren of gespecialiseerde cellen van het lichaam. Hormonen worden gebruikt om informatie over te dragen om het metabolisme en de orgaanfuncties te regelen, waarbij elk type hormoon een geschikte receptor op een doelorgaan krijgt toegewezen. Om dit doelorgaan te bereiken, worden gewoonlijk hormonen afgegeven aan het bloed (endocriene). Als alternatief werken de hormonen in op naburige cellen (paracriene) of op de hormoonproducerende cel zelf (autocrien).

Classificatie

Afhankelijk van hun structuur worden hormonen onderverdeeld in drie groepen: Peptidehormonen bestaan ​​uit proteïne (peptide = eiwit), glycoproteïnehormonen hebben ook een suikerresidu (proteïne = eiwit, glykys = zoet, "suikerresidu"). In de regel worden deze hormonen na hun vorming eerst opgeslagen in de hormoonproducerende cel en pas afgegeven (uitgescheiden) wanneer dat nodig is. Steroïde hormonen en calcitriol, aan de andere kant, zijn derivaten van cholesterol.

Deze hormonen worden niet opgeslagen, maar direct na productie vrijgegeven. Tyrosinederivaten (“tyrosinederivaten”), de laatste groep hormonen, omvatten catecholamines (adrenaline, noradrenaline, dopamine) en schildklierhormonen. De basisstructuur van deze hormonen bestaat uit tyrosine, een aminozuur.

  • Peptidehormonen en glycoproteïnehormonen
  • Steroïde hormonen en Calcitriol
  • Tyrosinederivaten

Hormonen beheersen verschillende fysieke processen. Deze omvatten voeding, metabolisme, groei, rijping en ontwikkeling. Hormonen hebben ook invloed op de voortplanting, aanpassing van de prestaties en de interne omgeving van het lichaam.

Hormonen worden aanvankelijk gevormd in zogenaamde endocriene klieren, in endocriene cellen of in zenuwcellen (neuronen). Endocrien betekent dat de hormonen ‘naar binnen’ worden afgegeven, dwz rechtstreeks in de bloedbaan, en zo hun bestemming bereiken. Het transport van de hormonen in de bloed vindt plaats gebonden aan eiwitten, waarbij elk hormoon een speciaal transporteiwit heeft.

Zodra ze hun doelorgaan hebben bereikt, ontvouwen hormonen hun effect op verschillende manieren. Allereerst is er een zogenaamde receptor nodig, een molecuul met een structuur die past bij het hormoon. Dit is te vergelijken met het “key-lock principe”: het hormoon past precies in het slot, de receptor, als een sleutel.

Er zijn twee verschillende soorten receptoren: Afhankelijk van het type hormoon bevindt de receptor zich op het celoppervlak van het doelorgaan of in de cellen (intracellulair). Peptide-hormonen en catecholamines hebben receptoren op het celoppervlak, terwijl steroïde hormonen en schildklierhormonen binden aan intracellulaire receptoren. Receptoren op het celoppervlak veranderen van structuur na hormoonbinding en veroorzaken zo een signaalcascade in de cel (intracellulair).

Via tussenmoleculen - zogenaamde "second messengers" - vinden reacties met signaalversterking plaats, zodat uiteindelijk de daadwerkelijke werking van het hormoon optreedt. Intracellulaire receptoren bevinden zich in de cel, zodat de hormonen eerst de celmembraan (“Celwand”) die de cel begrenst om zich te binden aan de receptor. Zodra het hormoon is gebonden, worden de genwaarde en de resulterende eiwitproductie gewijzigd door het receptor-hormooncomplex.

Het effect van de hormonen wordt gereguleerd via activering of deactivering door de oorspronkelijke structuur te veranderen met behulp van enzymen (katalysatoren van biochemische processen). Als hormonen vrijkomen op hun plaats van vorming, gebeurt dit in een reeds actieve vorm of als alternatief, enzymen worden perifeer geactiveerd. De deactivering van de hormonen vindt meestal plaats in de lever en nier.

  • Receptoren op het celoppervlak
  • Intracellulaire receptoren