Tumormarker | Borstkanker

Tumormarker

In borstkankerspelen twee receptoren van de tumor een grote rol. De bepaling van deze receptoren, of markers, is van groot belang voor de therapie en ook voor de prognose. Ten eerste wordt de HER2-receptor bepaald.

Een positieve receptorstatus gaat in eerste instantie gepaard met een slechtere prognose, aangezien tumoren doorgaans agressiever zijn. Deze tumoren zijn echter heel goed te behandelen antilichamen. Ten tweede wordt de hormoonreceptorstatus routinematig bepaald.

Andere tumormarkers, die worden bepaald in dikke darm or alvleesklierkankerzijn bijvoorbeeld meestal handig in borstkanker. Geavanceerd borstkankerkan de tumormarker CA 15-3 worden bepaald. Het kan echter niet worden gebruikt om te detecteren metastasen, maar alleen om het verloop van de therapie te volgen.

Chirurgie bij de behandeling van borst kanker is een centrale pijler van therapie. Zolang nee metastasen gedetecteerd, wordt voor elke patiënt een operatie gezocht. Een borst kanker kan worden behandeld met twee verschillende chirurgische methoden.

Ofwel wordt een borstsparende operatie (BET, borstsparende therapie) uitgevoerd of wordt de borst verwijderd door mastectomie. Welke methode wordt gebruikt, is afhankelijk van de omvang en locatie van de tumor. Mastectomie is de oudste van de twee methoden.

Tijdens de operatie wordt de gehele borst (klierweefsel en huid) en, indien nodig, de onderliggende borstspier verwijderd. Op een vast interval na de operatie of bestraling, borstreconstructie Met borstimplantaten kan plaatsvinden. Bij de nieuwere BET wordt alleen het weefsel met de tumor en een klein stukje huid verwijderd.

De rest van het klierweefsel en de huid wordt op zijn plaats gelaten. BET wordt nu bij ongeveer 70% van alle patiënten uitgevoerd en omvat onvermijdelijk bestraling van het resterende weefsel. In de regel omvat elke operatie ook het verwijderen van weefselvocht knooppunten vanuit de oksel.

Hoeveel weefselvocht knooppunten moeten worden verwijderd, hangt af van of er tumorcellen worden gevonden of niet. Chemotherapie (kortweg chemo) is erg belangrijk bij de behandeling van borsten kanker. Niet elke vorm van borstkanker kan en moet worden behandeld chemotherapie, daar moet een duidelijke reden voor zijn.

Elk type borstkanker moet anders worden behandeld en elke keer moet een individueel gerichte en zorgvuldig geselecteerde therapie worden gegeven. Met chemotherapie als onderdeel van het behandelplan voor borstkanker wordt, afhankelijk van het ziektestadium, onderscheid gemaakt tussen: Primaire chemotherapie wordt meestal uitgevoerd voorafgaand aan een operatie. Dit kan met name van belang zijn als bijvoorbeeld een operatie niet mogelijk is, als de tumor te groot of ontstoken is.

In de meeste gevallen wordt dan een operatie uitgevoerd om de tumor permanent te verwijderen. Men spreekt van adjuvante therapie als de chemotherapie wordt uitgevoerd na een operatie en er geen tumor is metastasen in andere organen. Als er al tumormetastasen zijn gedetecteerd, kan chemotherapie ook zinvol zijn, dit heet palliatieve therapie.

Deze palliatieve chemo kan nuttig zijn om symptomen te behandelen zoals pijn door metastasen, kortademigheid of huidsymptomen. Bij het kiezen van chemotherapie (chemotherapeutische middelen) moet met veel factoren rekening worden gehouden, zoals orgaanfuncties (vooral hart- en beenmerg), tumormetastasen, symptomen en nog veel meer. Aangezien in Duitsland veel verschillende chemotherapeutica zijn goedgekeurd voor de behandeling van borstkanker, kan een individuele en optimale therapie worden bereikt.

Hier kunt u ook informatie vinden over de algemene therapie bij borstkanker en bestralingstherapie bij borstkanker. - primair (neoadjuvant)

  • Adjuvans of
  • Palliatieve therapie. Na elke borstsparende operatie wordt het resterende borstweefsel en eventueel ook de oksel aan de zijkant bestraald.

Dit om te voorkomen dat lokaal een tweede tumor ontstaat. Tot nu toe wordt bestraling slechts in zeldzame gevallen achterwege gelaten, bijvoorbeeld bij oudere patiënten met een bepaalde tumorconstellatie. Na een volledige borstverwijdering wordt alleen vervolgstraling gestart bij vergevorderde tumoren of als niet het volledige tumorweefsel verwijderd kon worden.

De individuele indicatie voor bestraling moet echter door het behandelende team van artsen worden gedaan en algemene uitspraken kunnen hier niet worden gedaan. Bovendien bestraling van de weefselvocht drainagekanalen in de oksel is mogelijk na operatieve verwijdering van lymfeklieren. Dit zou de algehele overleving moeten verbeteren.

Vergelijkbaar met de bestraling na mastectomiemoet de beslissing om de lymfedrainagekanalen te bestralen genomen worden door een interdisciplinair team. Bij jonge patiënten kan nog steeds zogenaamde boost-straling worden uitgevoerd. Hier wordt het voormalige tumorbed na de operatie bestraald met een hogere dosis om de kans op herhaling te verkleinen.

Daarnaast kunnen ook niet-operabele tumoren worden bestraald met als doel de tumormassa zodanig te verkleinen dat chirurgie mogelijk wordt. Hormoontherapie, of antihormoontherapie, wordt gebruikt om hormoonreceptorpositieve tumoren te behandelen. Hormoonreceptor-positief betekent dat de tumor receptoren heeft voor oestrogeen of progesteron.

Het wordt meestal uitgevoerd na een operatie en ook na mogelijke chemotherapie. Over het algemeen moet hormoontherapie gedurende minimaal 5 jaar worden uitgevoerd. Een langere toediening van de preparaten kan dan worden afgewogen tegen het individuele risico op terugval.

Omdat hormoontherapie echter aanzienlijke bijwerkingen heeft, stoppen velen met de therapie voordat de 5 jaar voorbij zijn, wat het risico op overlijden verhoogt. Welk preparaat wordt gebruikt voor hormoontherapie, hangt af van of de vrouw er nog voor is de menopauze of is al in de menopauze. Jongere vrouwen die nog niet in de menopauze zijn, worden meestal voorgeschreven tamoxifen.

Het blokkeert de oestrogeenreceptoren van de tumor en vermindert de hormoonproductie in de eierstokken. Dit betekent dat de tumor geen groeisignalen van oestrogeen kan ontvangen. Vaak voorkomende bijwerkingen van deze therapie zijn opvliegers, misselijkheid en huiduitslag.

Bij vrouwen die al hebben meegemaakt menopauzeworden aromataseremmers gegeven als hormoontherapie. Het remt ook de vorming van oestrogeen, dat daardoor geen stimulerend effect meer kan hebben op de borst of op eventuele resterende borstkankercellen. De bijwerkingen zijn vergelijkbaar met die van tamoxifen.

Antilichaamtherapie wordt gebruikt voor HER2-receptor-positieve borstkanker. Het antilichaam blokkeert de HER2-receptoren op de tumor, waardoor deze geen groeisignalen via deze receptor kan ontvangen. De therapie wordt parallel met chemotherapie uitgevoerd en duurt 1 jaar.

De meest voorkomende werkzame stof wordt trastuzumab genoemd en wordt toegediend via een infuus met tussenpozen van één tot drie weken. De belangrijkste bijwerking van het antilichaam is schade aan de hart-. Daarom moet tijdens de therapie elke 3 maanden een cardiologisch onderzoek worden uitgevoerd.

De behandeling van borstkanker bestaat uit verschillende therapievormen. Een belangrijk onderdeel is de operatie met eventuele vervolgstraling en de systemische therapieën, zoals chemotherapie, immunotherapie of hormoontherapie. Afhankelijk van de bevindingen en constellatie van de tumor kan ook vóór de operatie gestart worden met chemo- en immunotherapie.

De postoperatieve vervolgbehandeling bestaat dan uit de zogenaamde adjuvante systemische therapie, waarbij de preoperatieve medicatie wordt voortgezet en eventueel hormoontherapie wordt toegevoegd. Als hormoontherapie geïndiceerd is (bij een positieve receptorstatus), wordt deze uitgevoerd over een periode van minimaal 5 jaar. Postoperatieve behandeling na borstamputatie, dwz borstverwijdering, omvat meestal een reconstructie van de borst.

Hier kunnen eigen weefsel of implantaten van de patiënt worden ingebracht. Nadat de primaire behandeling is afgerond, gaat de patiënt automatisch over naar de vervolgbehandeling. Dit zou 10 jaar moeten duren om recidieven vroegtijdig te kunnen detecteren en behandelen.

Nazorg omvat regelmatig lichamelijk onderzoek en overleg met de arts, evenals jaarlijkse mammogrammen van het resterende borstweefsel. Indien mogelijk proberen we altijd een borstsparende therapie uit te voeren. Sommige tumoren groeien echter zo ongunstig dat een dergelijke operatie niet mogelijk is.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij veel grote tumoren die tot in de huid zijn geïnfiltreerd. Aangezien het in dergelijke gevallen niet altijd mogelijk is om zeker te zijn dat de hele tumor is verwijderd of als de resterende huidlaag niet voldoende is voor een conservatieve therapie, zou een borstamputatie, dwz het verwijderen van de borst, geschikter zijn. Zelfs bij kleinere tumoren, waarbij het niet mogelijk is om alle delen van de tumor veilig te verwijderen, kan een borstamputatie worden overwogen.

Omdat na een borstsparende operatie nabestraling altijd noodzakelijk is, amputatie van de borst wordt ook verricht bij patiënten die om verschillende redenen niet kunnen of willen worden bestraald. Bovendien is borstamputatie nodig in het geval van inflammatoire borstkanker en ook als er meerdere tumorhaarden in de borst zijn. Nadat een borstamputatie, de verwijdering van de borst, is uitgevoerd, wordt een reconstructie van de borst uitgevoerd, hetzij onmiddellijk in dezelfde sessie, hetzij op een later tijdsinterval. Hiervoor ofwel van de patiënt vetweefsel wordt gebruikt of er wordt een borstimplantaat ingebracht.