Plasminogeen-activator-remmer: functie en ziekten

Plasminogeen-activatorremmers, ook wel kortweg PAI's genoemd, zijn dat wel eiwitten in de bloed die een rol spelen bij de bloedstolling. Ze remmen het oplossen van bloed stolsels.

Wat is plasminogeenactivatorremmer?

A plasminogeenactivatorremmer is een eiwit dat voorkomt in de bloed dat is betrokken bij de bloedstolling. Bloedstolling is een belangrijk proces waardoor bloeden kan worden gestopt. Het is de enige manier om bij letsel te voorkomen dat er overmatig bloed uit de bloedbaan lekt. Er kunnen vier verschillende soorten plasminogeenactivatorremmers worden onderscheiden. Het belangrijkste plasminogeenactivatorremmer is type 1 (PAI-1). Het remt weefselspecifieke plasminogeenactivator en urokinase​ Type 2 plasminogeenactivatorremmer (PAI-2) komt in grotere hoeveelheden uitsluitend voor tijdens zwangerschap.

Functie, effecten en rollen

Plasminogeen-activatorremmer wordt geproduceerd door verschillende cellen van visceraal vet. Visceraal vet wordt ook wel intra-abdominaal vet genoemd. Het bevindt zich in de buikholte en bedekt de interne organen​ Het dient ter bescherming van deze organen en tevens als energiereserve. Binnen dit viscerale vet produceren endotheelcellen, adipocyten en megakaryocyten plasminogeenactivatorremmer type 1, maar het grootste deel van de remmer wordt geproduceerd in bloedplaatjes. bloedplaatjes zijn bloedcellen en zijn de kleinste cellen in het bloed. Ze spelen ook een belangrijke rol bij de bloedstolling en geven PAI-1 vrij tijdens de primaire sluiting van wonden bij gebreken aan de vaatwand. Alleen in zwaarlijvigheid en type 2 suikerziekte mellitus neemt de productie van plasminogeen-activator-remmers toe. De reden is de toename van visceraal vet. Plasminogeenactivatorremmer type 1 wordt geremd door aleplasinine, een medicijn dat voornamelijk wordt gebruikt om te behandelen Alzheimer ziekte. Plasminogeenactivatorremmer type 2 wordt geproduceerd door de placenta gedurende zwangerschap. Buiten zwangerschap, deze remmer is vrijwel afwezig. De andere twee typen zijn ook verwaarloosbaar.

Vorming, voorkomen, eigenschappen en optimale niveaus

De belangrijkste functie van PAI-1 is het remmen van plasminogeenactivatoren. De twee belangrijkste plasminogeenactivatoren zijn tPA (weefselplasminogeenactivator) en uPA (urokinase plasminogeen-activator). Zowel tPA als uPA zetten het inactieve pro-enzym plasminogeen om in het actieve enzym plasmine. Plasmine is een enzym dat tot de groep van peptidasen behoort. Het kan splijten en degraderen eiwitten in het bloed. In het bijzonder breekt plasmine de fibrine in bloedstolsels af. Dit proces wordt ook wel fibrinolyse genoemd. De moeilijkheid bij fibrinolyse is het vinden van de optimale evenwicht tussen bloeden en trombose​ Fibrinolyse wordt gelijktijdig met bloedstolling geactiveerd. Remming volgt het algemene reactiemechanisme van serpins door PAI-1, en de meeste van deze remmer wordt aangetroffen in bloedplaatjes​ In het geval van vaat- of weefselschade, blijven bloedplaatjes die in het bloed circuleren, vastzitten aan de defecte celwanden. Door verschillende factoren veranderen ze hun uiterlijk om het wondgebied losjes te bedekken. De bloedplaatjes kleven ook aan elkaar. Hierdoor ontstaat een eerste voorlopige wondsluiting. In een tweede stap, secundair hemostase, deze losse sluiting wordt versterkt door fibrinedraden. Hierbij zijn de stollingsfactoren relevant. Om ervoor te zorgen dat deze fibrine scaffold nu niet direct weer oplost, geven de bloedplaatjes de plasminogeen activator remmer type 1 af.

Ziekten en aandoeningen

Bij een toename van visceraal vet is er een toename in de productie van plasminogeen activator remmer type 1, zoals eerder vermeld. Een oorzaak van een dergelijke toename van visceraal vet is suikerziekte mellitus type 1, een stofwisselingsziekte die gepaard gaat met verhoogde niveaus van suiker in het bloedserum. Obesitas, dwz ziekelijk te zwaar, leidt ook tot een toename van buikvet. Hetzelfde geldt voor metabool syndroom. De metabool syndroom wordt vaak het fatale kwartet genoemd, omdat het wordt beschouwd als een van de doorslaggevende risicofactoren voor vaatziekten. De metabool syndroom omvat buik-benadrukt zwaarlijvigheid, hypertensie, verhoogd bloed lipiden, tekort aan HDL cholesterol, en verheven bloed suiker concentratie or insuline weerstand. Het metabool syndroom komt vooral voor in geïndustrialiseerde landen en wordt gedwongen door te veel eten en gebrek aan lichaamsbeweging. Een toename van de afscheiding van PAI-1 leidt tot verminderde fibrinolyse. Dit bevordert stolselvorming in perifeer schepen​ Met verhoogde stolselvorming binnen de schepen, neemt ook het risico op het ontwikkelen van een secundaire ziekte toe. Het wordt gevaarlijk wanneer een stolsel losbreekt en een embolie. Een embolie is een vat afsluiting veroorzaakt door een bloedprop, een vetdruppel of luchtbellen. Als een trombus loskomt van a ader, dit kan resulteren in een longaandoening embolie​ In dit geval blokkeert de trombus een of meer longslagaders. Dit resulteert in een opeenhoping van bloed voor het stolsel en dus ook in een verhoging van de druk in de pulmonale circulatie​ Dit wordt ook wel pulmonaal genoemd hypertensie​ Deze drukverhoging zet de rechterkant onder druk hart-. Er is een risico van hart- mislukking. Er kunnen echter ook stolsels ontstaan ​​in de kransslagader schepen als gevolg van een toename van plasminogeenactivator-remmer type 1. Als een vat tijdens het proces volledig verstopt raakt, a hart- aanval kan het gevolg zijn. Bij een hartinfarct sterft hartweefsel door een gebrek aan zuurstof levering. Kenmerkende symptomen van a hartaanval zijn plotseling begin van ernstig pijn​ Dit worden ook wel verpletterende pijnen genoemd. Ze kunnen uitstralen naar de nek, rug of armen. Veel voorkomende begeleidende symptomen zijn onder meer koud zweten, kortademigheid, misselijkheid en bleekheid. Het gevolg van een overmaat aan plasminogeenactivatorremmer kan ook een zijn beroerte​ Hier is er als gevolg van een stolsel een gebrek aan bloedtoevoer naar de hersenen en dus een mislukking van belangrijke functies van de centrale zenuwstelsel.