Trombose

Synoniemen in bredere zin

  • Diepe veneuze trombose (DVT)
  • Flebotrombose
  • Veneuze trombose
  • Bekkenveneuze trombose
  • Veneuze trombose
  • Bloedprop
  • Veneuze trombose in het been
  • Trombose in het onderbeen
  • Economy class-syndroom
  • Tourist Class-syndroom
  • Trombose in vliegtuigen

Definitie Trombose

Een trombose is het stollen van bloed (vorming van een stolsel) in de bloedvat systeem, wat leidt tot een bloedprop (trombus) met een verstopping van het bloedvat. Dit verstoort het bloed bloedsomloop en resulteert in bloedcongestie vóór de afsluiting. Trombose komt van het Griekse woord "trombose", wat "stolling" betekent.

Oorzaak en oorsprong

De triade beschreven door Rudolf Virchow in 1856 (Virchow Triad) voor de ontwikkeling van een trombose is nog steeds geldig zonder enige beperking. In zijn triade beschreef hij drie hoofdoorzaken van het ontstaan ​​van trombose: 1. het vertragen van de bloed doorstroming Een vertraging of stopzetting van de bloedstroom treedt op natuurlijke wijze op als er onvoldoende beweging of obstructie van bloed is schepen, bijv. door lang buigen van de knie gewrichten tijdens langeafstandsvluchten (langeafstandstrombose, reistrombose). Een gebrek aan bloedcirculatie treedt ook op na een operatie.

Postoperatieve bedrust leidt tot onvoldoende activering van de spierpomp van de kuitspieren. Het loopproces zorgt ervoor dat de kuitspieren zich spannen en zo op het veneuze lichaam drukken schepen leeg, waardoor de vorming van trombose wordt voorkomen. Postoperatieve bedrust leidt tot meer bloeding - het risico op trombose neemt toe.

Patiënten met een hoog risico op trombose zijn onder meer een operatie aan de kunstmatige kniegewricht, kunstmatig heup gewricht, prostaat chirurgie en long chirurgie. 2. veranderingen in de samenstelling van het bloed De samenstelling van het bloed verandert dagelijks met de toename van vocht. De verhouding tussen vloeistof en bloedcellen is ongeveer 50:50.

Een gebrek aan vocht leidt tot een verschuiving in de verhouding ten gunste van de bloedcellen (bijvoorbeeld door hevig zweten of gebrek aan vochtophoping). Hierdoor wordt het bloed dikker. Het risico op trombose neemt toe.

Na de operatie reageert het lichaam op bloedverlies met een verhoogde neiging tot stollen om het bloedverlies te beperken. Als gevolg hiervan neemt ook de neiging tot trombose toe. 3. veranderingen Schade aan de vaatwand Veranderingen Schade aan de vaatwand treedt vooral op in het arteriële vaatstelsel.

In de loop van het verouderingsproces, toenemende vasculaire calcificatie (arteriosclerose) optreedt. Als deze vasculaire verkalking uitbreekt, vormt zich onmiddellijk een trombose over het vasculaire defect. Op het gebied van de kransslagadershet gevolg is dat het gebied achter de trombose niet meer van bloed wordt voorzien en een hart- aanval ontwikkelt.

Een ontsteking van de vaatwand kan echter ook tot een ontsteking leiden. De diepte been aders (2/3 van alle trombose)> bekkenaders worden het vaakst aangetast. Aders worden bijzonder vaak aangetast vanwege de langzame doorbloeding.

Trombose van de aderen wordt ook wel flebotrombose genoemd. Andere lokalisaties zijn van het atrium van de hart-, vooral als dat zo is boezemfibrilleren. Ook in het oog kan trombose optreden.