Energievoorziening: functie, taak en ziekten

Het menselijk organisme voert elke dag honderden taken uit om te onderhouden volksgezondheid. Om het leven überhaupt mogelijk te maken, zorgt het voor een pak slaag hart- en functionerende longen. Voor elk van deze processen is energie nodig, die van buitenaf moet worden aangevoerd. De energievoorziening van het lichaam vertegenwoordigt een complex samenspel.

Wat is de energievoorziening?

De energievoorziening vormt de basis van het menselijk bestaan. Zonder koolhydraten, eiwitten en vetten, zou het voor het lichaam niet mogelijk zijn om alle functies te behouden. Energievoorziening vormt de basis van het menselijk bestaan. Zonder koolhydraten, eiwitten en vetten zou het lichaam niet alle functies kunnen behouden. De benodigde energie wordt gedifferentieerd in basaal metabolisme en totale stofwisseling: terwijl het basaal metabolisme de calorieën alleen gebruikt voor het werk van cellen en organen, omvat de totale stofwisseling alle bewegingen. Een tekort leidt tot verlies van vetweefsel, wat soms opzettelijk is, terwijl het in andere gevallen een teken van ziekte is. De energievoorziening in het lichaam zelf vindt plaats via verschillende structuren. Allereerst is de inname van voedingsstoffen via de voeding bepalend. De bruikbare elementen worden uiteindelijk via de spijsverteringskanaal en later vervoerd met behulp van de bloed aan elke individuele cel in het lichaam zodat het kan werken en er zijn geen volksgezondheid beperkingen.

Functie en taak

De taak van de energievoorziening is dus om leven mogelijk te maken. Door de verschillende processen krijgen alle organen de nodige energie om te kunnen functioneren. Op deze manier wordt de hart- klopt met regelmatige tussenpozen, zuurstof komt de longen binnen via inademing en uitademing, en voedsel wordt getransformeerd in de spijsverteringskanaal. Een verstoring in de energievoorziening kan leiden tot relevante klachten, omdat het zo onvervangbaar is voor het dagelijks leven van de mens. In principe heeft het organisme nodig: koolhydraten, eiwitten en vetten. Eiwitten dienen slechts in de tweede plaats voor de energievoorziening zelf. Ze zorgen voor de opbouw van nieuwe structuren en zijn vooral relevant bij groei, spierontwikkeling of blessures. Koolhydraten en vetten daarentegen zorgen voor energie. Deze voedingsstoffen worden via de voeding opgenomen. De spijsvertering speelt een centrale rol in de energievoorziening. Dit begint in de mond zodra speeksel vermengt zich met voedsel. Menselijk speeksel bevat specifieke enzymen die in staat zijn om lange koolhydraatketens af te breken tot kortere, waardoor de maag en darmen. Koolhydraten bestaan ​​uit verschillende suiker moleculen. Tijdens de spijsvertering worden de ketens in hun afzonderlijke delen afgebroken, zodat aan het eind enkelvoudige suikers aanwezig zijn. Dit is hoe bijv. glucose or fructose moleculen worden gevormd. De spijsvertering zelf is echter niet verantwoordelijk voor het gebruik van energie. Het zorgt er alleen voor dat koolhydraten worden afgebroken tot enkelvoudige suikers en eiwitten tot aminozuren. Enzymen spelen een belangrijke rol in dit proces, die tijdens de verschillende processen van de alvleesklier naar de darm worden doorgegeven. Nadat de voedingsstoffen uit het voedsel zijn gehaald en afgebroken, komen ze in de bloed. Het Rode bloed cellen verdelen glucose, fructose, aminozuren, enz. naar de afzonderlijke cellen. Pas in de cellen zelf vindt uiteindelijk het metabolisme plaats. de vervoerde moleculen dienen als energie- en werkbasis voor de cellen. Op deze manier worden alle structuren in staat gesteld hun functie uit te voeren. Voedsel wordt tijdelijk opgeslagen in de maag zodat mensen niet continu hoeven te eten om hun lichaamsfuncties te behouden. Bovendien slaagt het organisme erin om voorraden aan te leggen zodra het meer krijgt dan het nodig heeft. Zo ontstaan ​​op verschillende plaatsen vetophopingen, die bij gebrek aan voedsel kunnen worden gereactiveerd en gebruikt voor de energievoorziening.

Ziekten en kwalen

De energievoorziening kan op verschillende manieren worden beperkt. Zo kunnen er bijvoorbeeld stoornissen en ongemakken optreden tijdens de spijsvertering. Deze zijn vaak merkbaar in de consistentie van de ontlasting, bijvoorbeeld in de vorm van een vette ontlasting. Een vette ontlasting geeft aan dat het lichaam er niet in slaagt de ingenomen hoeveelheid optimaal te verwerken lipiden, zodat ze niet beschikbaar zijn als onderdeel van de energievoorziening. Bij vette ontlasting zijn in principe verschillende factoren mogelijk, bijvoorbeeld een tekort aan gal zuur of pancreasvocht met als gevolg een aandoening van de darmcellen. Een andere mogelijkheid is malabsorptie. Het vet wordt voldoende verteerd, maar de darmcellen nemen het niet op. Malabsorptie is merkbaar, bijvoorbeeld door: chronische inflammatoire darmziekte or gluten-intolerantie. Soortgelijke waarnemingen kunnen worden gedaan met zetmeel in de ontlasting. De trigger is hier vaak een aandoening van de alvleesklier. Bij beide ziekten wordt minder energie door het lichaam opgenomen dan er daadwerkelijk aan werd geleverd. Dit kan leiden tot een afname van het lichaamsgewicht bij langdurige klachten. In aanvulling, hormonen de energievoorziening kan veranderen. Hyperthyreoïdie or hypothyreoïdie is een van de meest voorkomende hormonale aandoeningen. De schildklier speelt een belangrijke rol bij de stofwisseling en dus ook bij de energievoorziening. Bijvoorbeeld, ontsteking van het orgaan als gevolg van de eigen afweer van het lichaam leidt tot verlies van schildklierweefsel, dat hormonen. De stofwisseling vertraagt. Diabetesvertegenwoordigt daarentegen een stoornis van het koolhydraatmetabolisme. Diabetes type 1 wordt gekenmerkt door een tekort aan het hormoon insuline, wat het niveau van verhoogt suiker in het bloed. In het tweede type heeft het organisme voldoende insuline, maar door aandoeningen wordt het lichaam ongevoelig voor het hormoon.