Diagnose | Bloedstolsel

Diagnose

De benodigde diagnostiek is afhankelijk van het onderliggende ziektebeeld. Terwijl in een acute noodsituatie zoals een hart- aanval of pulmonaal embolieis snelle interventie vereist, bij andere manifestaties zoals tromboflebitis is in eerste instantie een gedetailleerd patiëntgesprek mogelijk. Het is belangrijk om te begrijpen dat er geen algemene diagnose is, aangezien de bloed stolsel als zodanig vormt geen onafhankelijk klinisch beeld.

Het is belangrijk dat de patiënt medische geschiedenis (patiëntinterview) identificeert bestaande risicofactoren die kunnen leiden tot verhoogde stolselvorming en dat deze zo snel mogelijk worden geëlimineerd. Deze omvatten bijvoorbeeld: nicotine consumptie, zwaarlijvigheid, hoge bloeddruk, slecht gecontroleerd suikerziekte mellitus, hyperlipidemie (hoge bloedvetwaarden), ziekten van het stollingssysteem zoals APC-resistentie, zwangerschap, oestrogeentherapie, ouderdom (ouder dan 60) of een positieve familiegeschiedenis. Dit laatste betekent dat familieleden al vroeg leden aan ziekten die verband hielden met een bloed stolsel (bijv. pulmonair embolie).

Als een been ader trombose of pulmonaal embolie als gevolg van bloed stolsel wordt vermoed, de zogenaamde D-dimeren kan worden bepaald in het bloed. Deze zouden in dit geval verhoogd zijn. In veel gevallen is het D-dimeren zijn positief, zelfs zonder de aanwezigheid van been ader trombose, zodat een waardestijging alleen niet per se wijst op de aanwezigheid van een ziekte.

Bovendien kunnen beeldvormende procedures zoals ultrageluid worden gebruikt bij diagnostiek. Een speciaal onderzoek dat erg handig is bij de diagnose van been ader trombose is compressie-echografie van de beenaders. Een ervaren examinator kan op deze manier veneuze trombose in het been goed detecteren.

Procedures zoals CT en MRT worden ook gebruikt, maar maken geen deel uit van de standaard diagnostische procedure. Als bloedstolsels optreden op zeer atypische locaties of op zeer jonge leeftijd, verder trombofilie diagnose kan worden gesteld. Deze diagnose is bedoeld om ziekten op te sporen die leiden tot een verhoogde neiging tot stollen.

Deze omvatten bijvoorbeeld APC-resistentie of antifosfolipidensyndroom. Dit is echter een speciale diagnostische procedure die is gebaseerd op de onderliggende neiging tot stollen, ook wel bekend als trombofilie. Bij de diagnose van een hartinfarct, het ECG, de bepaling van het zogenaamde hart enzymen (troponine T) en de beeldvormingsprocedures staan ​​op de voorgrond.

De laatste zijn voornamelijk echocardiografieCT-onderzoek van de kransslagader schepen en coronair angiografie. CT en hartkatheterisatie maken de schepen nauwkeurig worden afgebeeld, zodat eventuele aanwezige vernauwingen en hun lokalisatie zichtbaar zijn. angiografie is een andere zeer belangrijke procedure die kan worden gebruikt om vasculaire occlusies veroorzaakt door bloedstolsels heel duidelijk te visualiseren. Bij dit onderzoek schepen worden zichtbaar gemaakt met behulp van röntgenstraling en contrastmiddel. Beeldvormingsprocedures zoals angiografie, MRI en CT zijn ook erg belangrijk voor de diagnose van ischemie beroerte, die wordt veroorzaakt door de afsluiting belangrijk hersenen schepen als gevolg van a bloedprop.