Been

Algemene informatie

Het been, in medische terminologie ook wel de vrije onderste extremiteit genoemd, dient voornamelijk als voortbewegingsmiddel. - Stand en de

  • Voortbeweging.

Functie

Door de afzonderlijke delen van het been is het mogelijk dat een persoon op twee benen rechtop staat en loopt. Het individu gewrichten en de talrijke spieren spelen daarbij een grote rol. Het individu botten van het been zijn zo geconstrueerd dat ze het hele lichaam in staande positie kunnen houden. Naast bemiddelen pijn zenuwen dienen vooral om de spieren te laten functioneren en om een ​​veilige staande positie over te brengen zodat de persoon kan behouden evenwicht. - Heup,

  • Knie en
  • Voet.

Anatomie

De poot bestaat uit de afzonderlijke botstructuren die door het bovenstaande met elkaar zijn verbonden gewrichten. De billen bestaan ​​uit drie grote spieren, die zowel de houding en gang als de dij en onderbeen. In het heupgewricht zit een

  • Billen, de
  • Heup gewricht,
  • Dijen,
  • Kniegewricht,
  • Onderbeen, de
  • Bovenste en onderste enkelgewricht, en de
  • Tarsale botten en de
  • Tenen.
  • Buigen (flexie) en
  • Extensie, en een
  • Pretoetreding (adductie) en
  • Ontvoering van de dij mogelijk. Een lichte binnen- en buitenrotatie kan ook worden uitgevoerd in de heup gewricht. De heup gewricht is verbonden met het grootste buisvormige bot in het menselijk lichaam.

Dit wordt het dijbeen genoemd (dij bot). Het distale uiteinde (distaal) vormt de kniegewricht samen met het scheenbeen van de onderbeen. Buigen en stretching In dit gewricht zijn ook bewegingen mogelijk.

Een lichte binnen- en buitenrotatie is ook mogelijk. De onderbeen zelf bestaat uit twee benige structuren. Het scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula).

De fibula zelf dient voornamelijk als oorsprong en startpunt van verschillende spieren. De bovenste enkel gewricht is verbonden met het distale uiteinde van het onderbeen. Dit wordt gecreëerd door de scharnierende verbinding tussen de malleolaire vork en het enkelbeen (talus).

De malleolusvork wordt gevormd door de In the upper enkel gewricht is de beweging van de voet voornamelijk mogelijk naar boven (dorsale extensie) en naar beneden (plantairflexie). De bovenste enkel gewricht wordt gevolgd door het onderste enkelgewricht. Dit wordt gevormd door de verbinding tussen het enkelbot (talus) en de middenvoetsbeentje botten.

In dit gewricht wordt de binnenrand van de voet naar binnen bewogen (supinatie) en de buitenrand van de voet wordt naar buiten getild (pronatie). Dit wordt gevolgd door de talrijke kleine gewrichten van zowel de middenvoetsbeentje als de tenen, die met elkaar zijn verbonden en de fijne bewegingen van de voet mogelijk maken. Al deze bewegingen in de gewrichten worden echter geïnnerveerd door de talrijke spieren van de middenvoetsbeentje en teen, die met elkaar verbonden zijn en de fijne bewegingen van de voet mogelijk maken.

Bovendien talrijk schepen ren langs het been, dat het been voorziet van bloed. Deze zijn afkomstig van de grote bekkenslagaders en vertakken zich steeds verder langs hun verloop, zodat ze uiteindelijk het hele been tot aan de tenen voeden. De veneuze bloed keert op een vergelijkbare manier terug, dwz van de tenen tot aan de grote bekkenaders.

  • Het scheenbeen heeft echter de veel belangrijkere functie en draagt ​​aanzienlijk bij aan de statica van het been. Bovendien heeft alleen het scheenbeen een gearticuleerde verbinding met het bovenbeen. - Het kuitbeen daarentegen is veel dunner en heeft slechts een geringe verbinding met het scheenbeen op zijn deel nabij het lichaam, maar dit heeft geen belangrijke functie. - Buitenste en
  • Binnenste enkel gevormd door de tibia en fibula. - Boven ..,
  • Onderbeen en
  • Voet ingeschakeld.