Samenvatting | Fysiotherapie-oefeningen voor osteoporose

Samengevat

osteoporose kan worden bevorderd door verschillende factoren, zoals vitamine D en calcium tekort, weinig lichaamsbeweging, zwaarlijvigheid, botziekte of erfelijke factoren. Na de diagnose is het belangrijk om de calcium en vitamine D huishouden en om de schadelijke factoren te verminderen. Sport en lichaamsbeweging helpen om het te voeden botten en zorg ervoor dat de spieren goed ontwikkeld zijn om veranderingen in statische elektriciteit te voorkomen.

Fysiotherapeutische training is enorm belangrijk in het verdere verloop van osteoporose om een ​​typische te vermijden gebochelde door veranderingen in de wervelkolom. Evenzo valtraining, m. H. moet worden gedaan van dikke matten of met coördinatie, evenwicht en reactietraining om de patiënt veiliger te maken in het dagelijks leven. Integratie in een groep en veel voorlichting over de ziekte is ook belangrijk om een ​​normaal dagelijks leven te vinden en om je niet alleen te voelen door groepstherapie.

Alle therapieopties zorgen daarvoor osteoporose wordt niet gestopt maar vertraagd. De maximale botmassa wordt gevormd in het 20e -30e levensjaar en al vanaf het 40e levensjaar is een afname van de botmassa waar te nemen. Het botweefsel wordt gedurende de hele levensduur van de patiënt beheerst door de opbouw en afbraak van osteoblasten (opbouw) en osteoclasten (afbraak).

Belangrijk voor de stofwisseling is de calcium-vitamine D huishouden en vooral voor vrouwen het hormoon estradiol. Tot het begin van de menopauze, er is dus een regelmatige opbouw en afbraak van botten, die wordt verminderd door de vermindering van het hormoon aan het begin van de menopauze. Osteoporose is onderverdeeld in primaire en secundaire osteoporose.

Primaire osteoporose omvat type 1 = postklimaat osteoporose en type 2 = leeftijdsgebonden osteoporose. Bij type 1 osteoporose worden de osteoclasten in toenemende mate geactiveerd, wat voornamelijk een bepaald gebied van het bot aantast (horizontale trabecula) en kan leiden tot een spontane breuk. Bij type 2 osteoporose wordt een afname van de osteoblastactiviteit waargenomen, dwz de opbouw kan niet meer plaatsvinden.

Bij secundaire osteoporose zijn het de factoren die ook risicofactoren voor osteoporose vertegenwoordigen: genetische aanleg, andere botziekten, chronische darmaandoeningen met geschikte permanente medicatie, schildklieraandoening, eetstoornis en bepaalde andere medicijnen. Om osteoporose met zekerheid te diagnosticeren, a botdichtheid meting wordt gedaan om andere ziekten uit te sluiten, zoals metastasen.