Acute lymfoblastische leukemie: medicamenteuze therapie

Therapeutische doelen

  • Vernietiging van de meeste leukemiecellen
  • Verwezenlijking van remissie (verdwijnen van ziektesymptomen; percentage van leukemie cellen <5%, terugkeer naar normale hematopoëse), mogelijk ook gedeeltelijke remissie of volledige remissie (in bloed en beenmerg zijn niet langer detecteerbaar leukemie cellen).

Therapie aanbevelingen

  • Polychemotherapie met intrathecale ("in de cerebrospinale vloeistof (CSF) ruimte" (zenuwvloeistof) chemotherapiePlus radiotherapie (radiatio) van de hoofd indien nodig (meerdere cycli van therapie, die elk enkele weken duren) [totale duur tot 2.5 jaar]:
    • Inductie therapie, bestaande uit een voortraject dat dient om de behandeling te starten (inductiefase I): circa een week chemotherapie met een tot twee drugs​ deze voortraject wordt gevolgd door de eigenlijke inductietherapie (inductiefase II) (inclusief de voortraject, deze fase duurt circa vijf tot acht weken); remissie wordt bereikt bij ongeveer 98% van de kinderen en adolescenten met ALLE waarschuwing (waarschuwing)! In de inductiefase worden de gevaarlijkste infecties gezien tijdens glucocorticoïdtherapie. Fever kan afwezig zijn! In geval van twijfel snel antibiotica (antibioticum therapie).
    • Consolidatie- of intensiveringstherapie (chemotherapie twee tot vier maanden) om verder te vernietigen leukemie cellen en behouden remissie; daarnaast CZS-therapie (intrathecale chemotherapie met methotrexaat, MTX); indien nodig ook radiotherapie (Radiatio) van de hoofd (CNS Radiatio: 24 Gy; kinderen: 12 Gy, afhankelijk van de leeftijd tot 18 Gy), als er aanwijzingen zijn voor aantasting van het CZS.
    • Herinductietherapie (chemotherapie van enkele weken tot maanden) dient om de volledige vernietiging van alle leukemiecellen te verzekeren.
    • Onderhouds- of continue therapie (chemotherapie over een langere periode; gewoonlijk tot een totale therapieduur van twee jaar) dient om terugval (recidief van de ziekte) te voorkomen.
  • Herhaling van acute lymfoblastische leukemie: hoog-dosis chemotherapie, eventueel totale lichaamsbestraling voor beenmerg vernietiging (verstoring van het gehele beenmerg) gevolgd door stamceltransplantatie.
  • Zie ook onder "Verdere therapie".

Actieve stoffen

Cytostatische middelen

De volgende middelen worden gebruikt bij de chemotherapie van ALL:

Afhankelijk van het exacte verloop, begint het aantal leukocyten (wit bloed celgetal) en de leeftijd van de patiënt, verschillen de therapieregimes. Er wordt hier geen informatie over doseringen gegeven, omdat er tijdens chemotherapie vaak veranderingen zijn in de respectievelijke regimes. Andere agenten

Nieuwe therapieregimes omvatten:

    • Tyrosine kinase-remmers (Tki).
      • Desatinib voor inductie plus blinatumomab for consolidation behaalde opmerkelijk succes bij volwassenen met Philadelphia-chromosoompositieve ALL, met 95% van de patiënten in leven en 88% ziektevrij na 18 maanden.
      • Imatinib
      • ponatinib, een derde generatie BCR-ABL-tyrosinekinaseremmer (TKi). Dit lijkt effectiever te zijn dan andere TKi en richt zich ook op de T315I-mutatie.
    • Rituximab (anti-CD20-antilichaam).
    • Blinatumomab, een bispecifiek antilichaam dat zich tegelijkertijd richt op de CD3-receptor van T-cellen en het oppervlakte-eiwit CD19 van B-cellen

Verdere opmerkingen

  • Childhood patiënten met precursor B-cel ALL (5% van de gevallen) - zonder ongunstige genetische kenmerken - kunnen vaak nog in langdurige remissie worden geplaatst na onvoldoende inductietherapie met rechemotherapie.
  • Patiënten met acute lymfoblastische leukemie (ALL) hebben vaak een minimale restziekte (MRD) na een succesvolle initiële therapie. Volgens een studie kan dit met succes worden behandeld door immunotherapie met blinatumomab: Bij 78 procent van de 113 patiënten verdween de minimale restziekte volledig. In 98 procent van de gevallen werd deze respons behaald in de eerste cyclus.blinatumomab is sinds 2019 goedgekeurd als monotherapie bij volwassenen met Philadelphia-chromosoomnegatieve, CD19-positieve precursor van B-cellen acute lymfoblastische leukemie (ALL) in eerste of tweede complete remissie met minimale residuele ziekte (MRD) van ten minste 0.1%.
  • Voor patiënten met T-cel ALL (20% van de gevallen), allogeen stamceltransplantatie is vereist na inductiefalen.
  • CAR T-celtherapie tegen CD 19: langdurige remissies werden bereikt bij 7 van de 20 kinderen met B-ALL-recidieven. Hiervoor kregen ze als voorbereiding de gebruikelijke lymfocyt-afbrekende chemotherapie, gevolgd door een infuus met CAR-T-cellen tegen CD 19. Na ongeveer 18 maanden waren er nog 17 kinderen in remissie. CAR-T-celtherapie: voor dit doel worden de eigen T-cellen van de patiënt ex vivo, dwz buiten het lichaam, uitgerust met chimere antigeenreceptoren ("chimere antigeenreceptor", CAR) op genetisch niveau. De T-cellen gemodificeerd door CAR gen overdracht worden geëxpandeerd en na conditionering opnieuw in de patiënt geïmplanteerd. Door middel van de antigeenreceptor kunnen de CAR T-cellen kwaadaardige (kwaadaardige) cellen herkennen (zonder de presentatie door B-cellen). Ze binden zich aan het oppervlakte-antigeen dat aanwezig is op de kwaadaardige cel en vernietigen deze. Bijwerking: cytokine release syndrome (CRS) en neurologische bijwerkingen.