Hersenstamaudiometrie: behandeling, effecten en risico's

In niet-invasieve hersenstam audiometrie voert de neuroloog of KNO-arts een objectieve gehoorprestatiemeting uit onder auditieve stimulatie met behulp van impulsen van de gehoorzenuwbanen die kunnen worden herleid tot de middelste hersenstam. Deze procedure is een van de weinige methoden voor objectieve beoordeling van de hoorprestaties die kunnen worden uitgevoerd bij jonge kinderen of anderszins onwillige patiënten. De testmethode wordt met name gebruikt voor differentiële dignostics van cochleaire en retrochleaire gehoorbeschadiging, ter beoordeling en als onderdeel van de ERA, een gehoorscreeningsprocedure voor pasgeborenen.

Wat is hersenstamaudiometrie?

In niet-invasieve hersenstam audiometrie voert de neuroloog of KNO-arts een objectieve gehoorprestatiemeting uit onder auditieve stimulatie met behulp van impulsen van de gehoorzenuwbanen die kunnen worden herleid tot de middelste hersenstam. Hersenstam audiometrie is ook bekend als BERA (hersenstam opgeroepen respons audiometrie) en is een niet-invasieve gehoorbeoordelingsprocedure. Het is een neurologische en KNO-onderzoeksmethode, die primair bedoeld is om te helpen bij de differentiële diagnose van gehoorstoornissen. In principe omvat de procedure het meten van hersenen golven onder akoestische stimulatie om objectief gehoorvermogen te beoordelen. De impulsen van de gehoorzenuwbanen worden door middel van gerichte prikkeloverdracht naar de middelste hersenstam getraceerd en als individuele golven geregistreerd en geregistreerd. De evaluatie van de meetgegevens verwijst naar de latentie van de golven, die informatie kan geven over de oorsprong van gehoorbeschadiging. De geregistreerde gegevens van een hersenstam audiometrie worden daarom meestal gebruikt voor differentiële diagnose van gehoorstoornissen, maar kan ook worden verzameld tijdens een algemene gehoorscreening.

Functie, effect en doelen

De otolaryngoloog of neuroloog gebruikt hersenstam audiometrie voornamelijk voor differentiële diagnose​ Bijvoorbeeld een verminderde gehoorfunctie, die kan worden gedetecteerd door gestoord hersenen golven, kan duiden op gehoorschade als gevolg van multiple sclerose of een tumor op de gehoorzenuw. De meest voorkomende tumoren van dit type zijn bijvoorbeeld akoestisch neuroma en cerebellopontine-hoektumor. In termen van differentiële diagnose kan ABR dus worden gebruikt om primair onderscheid te maken tussen cochleaire en retrochleaire schade aan het gehoorsysteem. Een ander toepassingsgebied van de objectieve testmethode ligt op het gebied van beoordelen. Hoordrempels kunnen met ABR geheel zonder hulp van de patiënt worden gedetecteerd, en kunnen dus ook worden bepaald voor kinderen die weerstand bieden aan testen. Het kan zelfs worden gebruikt om het gehoor bij pasgeborenen te screenen met hersenstam audiometrie​ Uiteindelijk is het basisprincipe van ABR altijd de grafische weergave van elektrische potentialen in golfvorm. Tijdens de test worden vijf tot zes golven geregistreerd. Deze opname vindt uitsluitend plaats tijdens succesvolle verwerking van akoestische stimuli. De weergegeven potentialen illustreren dus normale of verstoorde activiteit van het gehoorpad. Elektro (EEG) leidt de potentialen af ​​tijdens akoestische stimulatie met een latentie groter dan of gelijk aan 10 ms tussen het midden van de vertex en de mastoïde. Hiervoor worden drie zelfklevende elektroden aan de patiënt bevestigd hoofd​ De patiënt draagt ​​een elektrode aan elke kant achter het oor en een neutrale elektrode in het midden van het voorhoofd. Akoestische stimulatie wordt geleverd door middel van klikken, die met regelmatige tussenpozen van 20 seconden via een koptelefoon worden gegeven. De responspotentiaal wordt afgeleid en opgeteld via de elektroden, terwijl andere EEG-signalen worden uitgefilterd. Op deze manier wordt uiteindelijk alleen de reactie van de hersenstam op de akoestische kliksignalen weergegeven. Golven I, III en V zijn meestal duidelijk herkenbaar en zijn dus geschikt voor het bepalen van een absolute latentie voor een akoestische stimulus. Bovendien wordt een zogenaamde interpiek latency geregistreerd. Dit is een latentieverschil tussen verschillende golven, die informatie kunnen geven over retrochleaire processen. Bij volwassenen geven bijvoorbeeld interpieklatenties met latenties groter dan of gelijk aan 4.4 ms in golven I tot V een indicatie van retrochleaire schade veroorzaakt door MS of tumoren. Voor zuigelingen wordt een vertraagde latentie over het algemeen als de norm beschouwd.

Risico's, bijwerkingen en gevaren

Omdat ABR geen hulp van de patiënt nodig heeft en zelfs kan worden uitgevoerd terwijl de patiënt onder narcose is, is deze procedure een van de weinige gehoormeetprocedures die kunnen worden uitgevoerd bij onwillige patiënten zoals kinderen. Vaak wordt de ABR ook gebruikt als een van de drie componenten van de ERA (Audiometrie met opgeroepen respons) en wordt aangevuld door ECochG en CERA. Terwijl de eerste maatregelen het potentieel van het slakkenhuis en gehoor zenuwen, het laatste maatregelen het potentieel van de hersenschors. Bij een uitgebreide gehoorscreening worden dus ECochG, CERA en ABR gebruikt om alle hoorrelevante potentialen te verzamelen. Voor volwassenen vereist de audiometrie van de hersenstam gewoonlijk geen aanvullende voorzorgsmaatregelen. Voorafgaand aan de meting moet de patiënt echter deelnemen aan een uitgebreid educatief interview om de nauwkeurigheid van de metingen te garanderen. Tijdens deze bespreking krijgen patiënten daarom precieze gedragsregels voor de duur van de meting. Als ze bijvoorbeeld niet in een ontspannen houding gaan liggen of veel bewegen, kan dit de resultaten aanzienlijk vervalsen. Pasgeborenen en kinderen moeten meestal worden ondergebracht anesthesie voor de meting, omdat ze zich zelden volledig kalm gedragen. Patiënten die anders niet willen, worden ook verdoofd. Complicaties zijn meestal niet te verwachten. Er is echter altijd een risico verbonden aan anesthesie tijdens de meting, aangezien de anesthesie zelf is enigszins riskant. Na de meting hoeven geen bijzondere maatregelen te worden genomen en kan de patiënt weer naar huis. Afhankelijk van de bevindingen van de evaluatie kunnen in de daaropvolgende weken echter verdere diagnostische procedures aangewezen zijn om een ​​mogelijke diagnose verder te bevestigen of uit te sluiten.