Diepe veneuze trombose

Symptomen

De mogelijke symptomen en tekenen van diepe veneuze trombose zijn onder meer:

  • Pijn of krampen in de benen
  • Zwelling (oedeem), gevoel van spanning
  • Warmtegevoel, oververhitting
  • Roodachtige tot blauwpaarse verkleuring van de huid
  • Verhoogde zichtbaarheid van de oppervlakkige aderen

De symptomen zijn nogal niet-specifiek. Diep ader trombose kan ook asymptomatisch zijn en bij toeval worden ontdekt. Een diep ader trombose kan leiden tot een levensbedreigende longaandoening embolie en moeten daarom onmiddellijk medisch worden opgehelderd en behandeld. Een long embolie manifesteert zich onder andere in kortademigheid, pijn op de borst en een snelle hartslag. Een andere complicatie is posttrombotisch syndroom.

Oorzaken

Diep ader trombose wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van een bloed bloedstolsel (trombus) in de grote aderen van de benen of in het bekkengebied. Dit blokkeert de stroom van bloed van de periferie terug naar de hart-. In pulmonale embolie bloed stolsel breekt los en reist als een zogenaamde embolus naar de longslagaders. Meerdere risicofactoren bestaan. Deze omvatten (selectie):

  • Immobilisatie, bedrust, verlamming.
  • Orale anticonceptiva, hormoonvervangende therapie.
  • Chirurgische ingrepen, operaties, bijvoorbeeld een gewrichtsvervanging.
  • Verwondingen, breuken
  • Zwangerschap
  • Overgewicht, obesitas
  • Lang zitten, bijvoorbeeld tijdens vliegreizen.
  • Roken
  • Kankers
  • Hartfalen
  • Erfelijke aanleg, trombofilie
  • Leeftijd
  • Diepe veneuze trombose in de geschiedenis van de patiënt.

Diagnose

De diagnose wordt gesteld bij medische behandeling op basis van de geschiedenis van de patiënt, het klinische beeld, met scores, laboratoriumtesten (D-dimeren) en met beeldvormende technieken (bijv ultrageluid, MRI-scan). Been pijn en zwelling kan verschillende andere oorzaken hebben, bijvoorbeeld flebitisinfectie of veneuze insufficiëntie.

Behandeling met geneesmiddelen

Diep veneuze trombose wordt traditioneel behandeld met heparines en vitamine K-antagonisten. Tegenwoordig zijn hiervoor ook directe orale anticoagulantia (DOAK's) beschikbaar. Na diagnose kunnen de meeste patiënten ambulant worden behandeld. De gebruikelijke duur is drie (tot zes) maanden; een extensie kan nodig zijn. Afhankelijk van het middel, initiële therapie met een laag moleculair gewicht heparine kan worden voorgeschreven. Bloeden is de meest voorkomende bijwerking. Deze kunnen indien nodig worden tegengegaan met antidota. Heparines met een laag molecuulgewicht activeer antitrombine, dat op zijn beurt stollingsfactor Xa in de bloedstolling cascade. De drugs worden meestal subcutaan geïnjecteerd. Niet-gefractioneerde heparine wordt tegenwoordig minder vaak gebruikt:

  • Dalteparine (Fragmin)
  • Enoxaparine (Clexane)
  • Nadroparine (Fraxiparine, Fraxiforte)
  • Gerelateerde agenten: fondaparinux (Arixtra).

Vitamine K-antagonisten remmen de vorming van bloedstollingsfactoren. De dosis wordt individueel aangepast en moet continu worden gecontroleerd met protrombinetijd. De effecten treden vertraagd op en zijn niet onmiddellijk omkeerbaar na stopzetting:

  • Acenocoumarol (Sintrom).
  • Fenprocoumon (Marcoumar)
  • Warfarin (Coumadin)

Factor Xa-remmers remmen direct de bloedstollingsfactor Xa en hebben een snelle begin van de actie. Ze verliezen snel hun effecten na stopzetting of wanneer het medicijn wordt onderbroken. Ze hoeven niet te worden geïnjecteerd en er is geen controle of dosisaanpassing vereist:

  • Apixaban (Eliquis)
  • Betrixaban (Bevyxxa)
  • Edoxaban (Lixiana)
  • Rivaroxaban (Xarelto)

Trombine-remmers remmen de protease trombine, die wordt omgezet fibrinogeen in fibrine. Dabigatran wordt 's ochtends en' s avonds ingenomen in de vorm van capsules:

Fibrinolytica (thrombolytica) worden tegenwoordig minder vaak gebruikt. Begeleidende medicamenteuze behandeling is meestal compressietherapie. Het doel is om ongemak te verlichten en posttrombotisch syndroom te voorkomen.

het voorkomen

  • Lichaamsbeweging
  • Gewichtsvermindering
  • Stoppen met roken
  • Drink voldoende vloeistoffen
  • Beïnvloedbare risicofactoren
  • Compressietherapie
  • Profylaxe van geneesmiddelen