Therapie | Kraakbeenschade achter de knieschijf

Therapie

De juiste therapie en het succes van de therapie voor kraakbeen schade in de kniegewricht hangt in belangrijke mate af van de gegeven omstandigheden. Bijvoorbeeld klachten die tijdens de puberteit ontstaan ​​door een groeispurt verdwijnen meestal na verloop van tijd vanzelf. Dit is niet noodzakelijk het geval voor symptomen die het gevolg zijn van enorme overbelasting.

Het is duidelijk dat bepaalde spanningen, die vooral bij sportieve activiteiten voorkomen, moeten worden vermeden. Er moet ook rekening worden gehouden met veranderingen in trainingsprocedures in termen van duur, intensiteit en frequentie, die meestal worden teruggedraaid. Alledaagse bewegingen die de kniegewricht en het getroffen gebied moet ook worden vermeden.

Deze omvatten regelmatig traplopen, zware lasten dragen en constant zitten of hurken. In sommige gevallen kan het nodig zijn om pijnstillers te nemen om de symptomen van te verlichten kraakbeen schade achter de knieschijf. Hiervoor worden vaak zogenaamde NSAID's gebruikt, waaronder acetylsalicylzuur (aspirine), ibuprofen en diclofenac.

Naast de pijnstillende component hebben deze ook een ontstekingsremmend effect op het getroffen gebied, wat bovendien gunstig is voor een succesvolle genezing. Volgens recente onderzoeken zijn ook fysiotherapie en fysieke behandelmethoden succesvol gebleken, daarom worden ze nu in de behandeling opgenomen. Fysiotherapie is bedoeld om het gewricht te verlichten van de "stijfheid" waar sommige patiënten mee kampen kraakbeen schade achter de knieschijf klagen over. Fysische therapiebenaderingen omvatten ultrageluid, koud en warmte therapie en elektrotherapie.

Behandelingen die de patiënt zelf kan uitvoeren, omvatten ook fysiotherapeutische oefeningen die door een fysiotherapeut of arts aan de patiënt kunnen worden getoond en die de kans op herstel door regelmatig presteren aanzienlijk kunnen verbeteren. Vrouwen wordt ook aangeraden schoenen met platte hakken te dragen om het kraakbeen niet onnodig te belasten. Speciale verbanden kunnen ook verlichting bieden bij langdurige klachten.

Het belangrijkste doel van deze verbanden is om de stabiliteit van het gewricht te herstellen. Chirurgische interventie wordt alleen aanbevolen in gevallen waarin er geen kans is op herstel door niet-chirurgische pogingen tot genezing. Chirurgische ingreep wordt daarom alleen in bepaalde gevallen aanbevolen.

Chirurgische ingreep kan worden geprobeerd om het kraakbeen te stimuleren om te regenereren door middel van een zogenaamde Pridie-boring. Bij deze procedure worden gaten geboord door de knieschijf, waardoor het weefsel rond het kraakbeen wordt gestimuleerd om nieuw kraakbeen te vormen (het zogenaamde vervangende kraakbeen). De chirurgische ingreep is ook nuttig als de oorzaak van de schade te wijten is aan verhoogde druk op de patella.

Deze druk kan door middel van een operatie worden verminderd, wat leidt tot een betere glijbeweging van de patella. Andere chirurgische benaderingen van behandelen kraakbeenschade achter de patella kunnen microfracturering, mozaïekplastiek en een kraakbeentransplantatie plaatsvinden. Chirurgie wordt voornamelijk uitgevoerd bij jonge patiënten met ernstige kraakbeenschade achter de patella om verdere progressie van de schade tot artrose.

Vaak bestaat een operatie uit het gladstrijken van de binnenkant van het gewricht en het “reinigen” van het gewricht. Deze procedure wordt debridement genoemd en wordt arthroscopisch uitgevoerd. Dit betekent dat er geen open operatie wordt uitgevoerd en de knie wordt opengesneden, maar er worden slechts kleine incisies van ongeveer 1 cm lengte gemaakt, waar de chirurgische instrumenten en een camera worden ingebracht.

Bij deze methode worden eventuele losse stukjes kraakbeen en het gewricht verwijderd slijmvlies wordt ook gladgestreken om de symptomen te verlichten. Daarnaast zijn er een aantal andere chirurgische ingrepen die in geval van achter de knieschijf kunnen worden uitgevoerd kraakbeenschade. Een zogenaamde abrasion plasty wordt zelden uitgevoerd en kan alleen gebruikt worden bij kleine kraakbeenschade.

In een artroscopie, het resterende kraakbeen in het beschadigde kraakbeengebied wordt weggefreesd en bloedt uit de beenmerg treedt op. Hierdoor kunnen zogenaamde stamcellen het defecte gebied binnendringen en nieuw kraakbeen vormen. Dit nieuw gevormde bot is echter niet zo sterk en veerkrachtig als het oorspronkelijke kraakbeen.

Bij mozaïekplastiek wordt het kraakbeen in het gebied van het defect eruit geponst en vervangen door een cilinder die op een ander deel van het lichaam wordt geponst. Het intacte kraakbeen wordt uit een ander deel van de kniegewricht dat is niet zo zwaar beladen. Afhankelijk van de omvang van de kraakbeenschade moeten één of meerdere cilinders worden verwijderd.

Osteochondrale allografts zijn een vergelijkbare procedure. Hier is de nieuw ingebrachte cilinder echter synthetisch en ondersteunt de kraakbeen- en botvorming door de stamcellen die nodig zijn voor de nieuwe formatie te absorberen en ze parallel met de nieuwe af te breken. kraakbeenvorming zelf. Microfracturering is een veel voorkomende procedure voor de chirurgische behandeling van kraakbeenschade achter de patella.

Het kan arthroscopisch worden uitgevoerd, dwz het is geen open operatie maar een minimaal invasieve procedure. Het brengt dus relatief weinig risico's voor de patiënt met zich mee. De procedure bestaat uit het maken van kleine gaatjes in het bot onder het kraakbeen met behulp van bepaalde instrumenten.

Dit leidt tot bloeding in het beschadigde gewricht van de beenmerg en bepaalde cellen in de bloed hechten zich aan de plekken waar de gaatjes zitten om daar nieuwe kraakbeenstof te vormen. Deze procedure is handig als er kraakbeenschade aan het scheenbeen of dijbeen is. Aan de achterkant van de knieschijf zijn de druk en wrijving zo groot dat het nieuw gevormde kraakbeen snel weer wordt weggewreven.

Een andere methode is de zogenaamde autologe kraakbeencel transplantatie (HANDELEN). ACT is een open transplantatie van kraakbeencellen die eerder zijn gekweekt en in de kraakbeenbeschadiging zijn ingebracht. Hiervoor zijn twee procedures nodig.

Beide kunnen tegenwoordig artroscopisch worden uitgevoerd. In de eerste knie artroscopieworden kraakbeencellen uit een minder zwaar belast gebied van het kniegewricht gehaald. Deze kraakbeencellen worden vervolgens in het laboratorium vermenigvuldigd en na ongeveer 3 tot 4 weken worden de eigen kraakbeencellen van het lichaam in het gebied van kraakbeenschade gebracht. Hoe is het resultaat? Het resultaat van de meeste operaties is niet erg bevredigend, aangezien het gebied achter de patella erg zwaar wordt belast. Kraakbeen dat door de verschillende chirurgische ingrepen is gestimuleerd om nieuw kraakbeen te vormen, slijt snel. Vaak is alleen het schoonmaken van het gewricht zinvol.