Kraakbeen

Synoniemen in bredere zin

  • Kraakbeencel
  • chondrocyten
  • Artrose

Definitie

Kraakbeen is een bijzondere vorm van bindweefsel. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van kraakbeen, dat is aangepast aan de betreffende functie. De belangrijkste functie van kraakbeen is als gewrichtsoppervlak in het gewricht en de tussenwervelschijf.

Introductie

Kraakbeen komt voornamelijk voor in het skelet en luchtwegen. Door zijn structuur en zijn fysische en chemische eigenschappen neemt het een tussenpositie in tussen bind- en botweefsel. Het heeft een hoge druksterkte, is visco-elastisch vervormbaar en heeft een hoge weerstand tegen afschuifkrachten.

Kenmerkend voor kraakbeenweefsel zijn de kraakbeencellen (chondroblasten en chondrocyten). Deze zijn min of meer afgerond en liggen in kleine groepjes (chondrons) direct in het kraakbeen (in een zogenaamde extracellulaire matrix) zodat ze geen enkel contact met elkaar hebben. De kraakbeencellen zijn uitgerust met de gebruikelijke celorganellen.

Opvallend hierbij zijn de vele glycogeendeeltjes voor anaerobe energieproductie (dwz energieproductie zonder zuurstof) en soms individuele grote vetdruppels. Dit is belangrijk omdat het kraakbeen meestal niet wordt meegeleverd bloed en heeft daardoor maar weinig zuurstof beschikbaar. De belangrijkste componenten van de eigenlijke kraakbeenstof waarin de kraakbeencellen zich bevinden - de extracellulaire matrix - zijn proteoglycanen en collageen fibrillen.

Beide stoffen zijn bijzondere stoffen die alleen in deze vorm in kraakbeen voorkomen. De compressieve elasticiteit van kraakbeenweefsel komt voort uit de interactie van de proteoglycanen en collageen vezels. Bij volwassenen is het kraakbeen vrij van bloed schepen. De aanvoer van de nodige voedingsstoffen vindt uitsluitend plaats door diffusie, hetzij door een vasculaire kraakbeenhuid (perichondrium), hetzij rechtstreeks door de synoviale vloeistof (synovia).

Kraakbeengroei

De vorming van een kraakbeenachtige structuur begint wanneer bindweefsel cellen (mesenchymale cellen) zijn dicht opeengepakt en differentiëren tot kraakbeencellen (chondroblasten). Ze produceren dan kraakbeenmatrix en worden zo chondrocyten. Naarmate de kraakbeenmatrix toeneemt, worden de cellen uit elkaar geduwd en gevormd collageen fibrillen.

Dit proces wordt interstitiële groei genoemd. Dit leidt tot een snelle vergroting van de kraakbeenachtige structuur en vindt voornamelijk plaats in de vroege fase van kraakbeenvorming en in de groeischijf. Nadat de interstitiële groei is voltooid, blijven de chondrocyten die het resultaat zijn van de laatste celdelingen bij elkaar in groepen.

Ze zijn alleen van elkaar gescheiden door dunne matrixhuiden. Chondrocyten van het kraakbeenweefsel delen niet meer. Aan de buitenkant van het kraakbeenstelsel worden mesenchymale cellen gevormd bindweefsel cellen (fibroblasten) en vormen een bindweefselcapsule (perichondrium).

Op de binnenste laag van deze capsule blijven ongedifferentieerde cellen achter, waaruit chondroblasten kunnen ontstaan ​​en die voor groei zorgen door aanhechting van nieuw kraakbeen. De bevestiging van buitenaf wordt appositionele groei genoemd. oppervlakkige kraakbeenlaag middelste kraakbeenlaag

  • Oppervlakkige kraakbeenlaag
  • Middelste kraakbeenlaag
  • Verkalkende kraakbeenlaag
  • Bones