Koppelingsvermogen: functie, taken, rol en ziekten

Het koppelvermogen coördineert gedeeltelijke lichaamsbewegingen binnen de context van een algemene beweging of actiedoel. Dit aangeleerde vermogen is een van de zeven coördinatieve vaardigheden. Het koppelingsvermogen is trainbaar, maar kan worden beïnvloed door aandoeningen van het centrale zenuwstelsel.

Wat is koppelingsvermogen?

De term koppelingsvermogen komt uit de sportgeneeskunde en verwijst naar het sportmotorische vermogen om partiële lichaamsbewegingen selectief te coördineren. De term koppelvermogen is afkomstig uit de sportgeneeskunde en verwijst naar de sportmotoriek voor de doelgroep coördinatie van gedeeltelijke lichaamsbewegingen. Dit vermogen behoort tot de zogenaamde coördinatieve vermogens. Samen met het vermogen om te ritme, het vermogen om te reageren, het vermogen om te oriënteren en het vermogen om evenwicht en verandering, het vermogen om te koppelen vormt een belangrijke basis voor atletische trainingseenheden. De relatie tussen de individuele coördinatieve vaardigheden wordt meestal getraind en geanalyseerd in relatie tot een specifieke sport en zijn bewegingen. In de context van een sport bepaalt het koppelingsvermogen tot op zekere hoogte de leren bekwaamheid en potentieel van een persoon. In deze context is het echter moeilijk om het los van de andere te beschouwen coördinatie vaardigheden. Te onderscheiden van de coördinatieve vermogens in de sportgeneeskunde zijn de voorwaardelijke bekwaamheden. Waaronder sterkte, uithoudingsvermogen, snelheid en flexibiliteit.

Functie en taak

Net als alle andere coördinatieve vaardigheden, is het koppelvermogen relevant voor elk soort bewegingsproces. Zonder de coördinatie vaardigheden, noch de grove motoriek, noch de fijne motoriek kunnen functioneren. Vooral het koppelvermogen maakt de ruimtelijke, temporele en dynamische coördinatie van deelbewegingen van het lichaam mogelijk om een ​​bepaald actiedoel te bereiken. Gedeeltelijke lichaamsbewegingen worden zo gecoördineerd om een ​​doelgerichte algehele beweging te vormen. Alle coördinatieve vaardigheden zijn gebaseerd op de interactie van de centrale zenuwstelsel, het sensorische waarnemingssysteem en het spierapparaat. Hoewel gecoördineerde beweging en dus de interactie van de individuele systemen relevant is in het dagelijks leven, is het des te belangrijker voor sport. Bewegingssequenties in de sport vereisen doorgaans nog meer precisie, snelheid en coördinatie dan dagelijkse bewegingen. Het koppelingsvermogen is voor elke sport relevant. In tafel tenniseen optimaal koppelvermogen betekent bijvoorbeeld een schoon beroerte techniek: been werk, rompwerk en armbeweging ideaal samen. In het voetbal is de doelman bijvoorbeeld een goed voorbeeld van koppelingsvermogen. Hij coördineert zijn aanloop-, sprong- en armbewegingen om zijn doel te bereiken en de bal te vangen. De start en het zekeren vereisen een nauwkeurige coördinatie van handwerk en been bewegingen. Misschien nog relevanter is de mogelijkheid om te koppelen voor gymnastiek en apparaatgymnastiek. Bij gymnastiek bijvoorbeeld lopend gaat gepaard met spring- en armcirkels met of zonder apparaat. In apparaatgymnastiek, de been-torso en arm-torso-hoeken worden constant op een doelgerichte en gecoördineerde manier veranderd. Koppelingsvermogen is ook essentieel voor dans. Bij het dansen kunnen de armen bijvoorbeeld op verschillende vlakken bewegen of symmetrische of minder symmetrische figuren in asynchrone bewegingen uitvoeren. Dus met het type beweging verschilt het doel van de actie, maar het koppelvermogen blijft een vereiste. Om deze reden zeggen iemands coördinatieve vaardigheden over het algemeen iets over zijn of haar algemene vermogen om sporttechnieken te leren. Een atleet in opleiding beschikt over goed getrainde coördinatievaardigheden. Daarom heeft hij het meestal gemakkelijker leren een andere sport dan een ongetrainde persoon, ook al passen de coördinerende procedures van zijn sport niet bij de nieuwe sport die wordt aangeleerd.

Ziekten en kwalen

Net als alle andere coördinatieve vermogens, is het koppelingsvermogen niet aangeboren. Het is geleerd, consolideert en kan worden ontwikkeld. In het bijzonder tussen de zeven en twaalf jaar, de coördinatieve vaardigheden tot dan toe geleerd worden geconsolideerd. Omdat deze vermogens niet van meet af aan anatomisch gegeven zijn, hoeven klachten met betrekking tot het koppelvermogen niet per se de waarde van een ziekte te hebben. Het koppelingsvermogen verschilt van persoon tot persoon en is onder meer gerelateerd aan het jeugd uitgegeven. Beweegt een kind niet voldoende, dan zal het later meer moeite hebben met het koppelen van deelbewegingen dan een actief kind. Aan de andere kant kan een plotseling verstoord koppelingsvermogen wel eens een aanwijzing zijn voor een centrale zenuwstelsel of spierstructuur. De planning van bewegingen vindt plaats in de motorische gebieden van de hersenschors. Wanneer deze gebieden worden beïnvloed door ontsteking, bloeding, ruimte innemende laesies of trauma, bewegingsplanning is niet langer mogelijk. Dit wordt merkbaar bij verlies of althans een verslechtering van het koppelvermogen. Vanuit de motorische gebieden bereikt het bewegingsplan de cerebellum en basale ganglia​ Dus zelfs als deze hersenen gebieden worden aangetast door ziekte, het koppelingsvermogen verandert. De cerebellumis bijvoorbeeld wat in de eerste plaats vloeiende, doelgerichte bewegingen mogelijk maakt. De spiercontracties in een extremiteit moeten precies met elkaar coördineren voor vloeiende doelbewuste bewegingen, en deze coördinatie wordt uitgevoerd in opdracht van de cerebellum. De basale ganglia zijn op hun beurt verantwoordelijk voor de intensiteit en richting van bewegingen. Alleen vanaf hier voeren de bewegingsopdrachten van de hersenen bereik De zenuwen van de spieren. Zelfs als deze randapparatuur zenuwen zijn beschadigd, dit kan van invloed zijn op het koppelvermogen. Omdat koppelvermogen echter overeenkomt met ruimtelijke, temporele en dynamische bewegingscoördinatie, algemeen concentratie stoornissen, desoriëntatie of psychische problemen kunnen dit vermogen ook beïnvloeden.