Geheugenstoornissen | Bijwerkingen van algemene anesthesie

Geheugenstoornissen

In de context van anesthesie worden medicijnen vaak specifiek toegediend om retrograde te veroorzaken geheugenverlies. Dit betekent dat patiënten hun geheugen moeten verliezen na een vaak onaangename en pijnlijke ingreep. Medicijnen die dit veroorzaken geheugen veranderende effecten zijn bijvoorbeeld benzodiazepines, die vóór de operatie worden toegediend om de patiënt te kalmeren.

anesthetica zoals propofol of etomidaat veroorzaken bewustzijnsverlies en anterograde geheugenverlies, zodat de patiënt zich de tijd tijdens de operatie niet kan herinneren. Deze medicijnen werken op zogenaamde GABA-receptoren in de hersenen en leiden naar de geheugenverlies. Deze receptoren hebben echter ook de eigenschap de overgang van informatie van korte naar lange termijn te blokkeren geheugen, wat wordt versterkt door de anesthetica.

Dit effect is ook in geringe mate gewenst en zorgt ervoor dat de patiënt zich de vorige operatie niet herinnert (retrograde geheugenverlies). Deze invloed op de geheugen vindt alleen plaats tijdens de werkingsperiode van de betreffende medicatie (mogelijk zelfs enkele uren na de operatie). Langdurige, permanente storingen en veranderingen in het geheugen zijn doorgaans niet te verwachten onder anesthesie.

Een beperking van het geheugen na het einde van de operatie is ongewenst. Hoewel dit meestal slechts tijdelijk is, kan het maanden duren of in zeldzame gevallen permanent zijn. Vooral oudere patiënten ouder dan 60 jaar worden getroffen.

Om deze complicatie te voorkomen, worden patiënten ouder dan 60 intensiever gecontroleerd. Bovendien wordt geprobeerd vaker regionale anesthesieprocedures toe te passen, die een lager risico op dergelijke complicaties hebben. In het geval van permanent geheugenverlies na een operatie onder narcose dienen lichamelijke oorzaken of complicaties tijdens de operatie te worden uitgesloten.

Dit soort bijwerkingen na narcose zijn meestal zelflimiterend, zodat de verwarring na uren of hooguit enkele dagen verdwijnt. Het is echter niet ongebruikelijk om te beschrijven dat er zelfs na ontslag van de patiënt nog steeds geïsoleerde tekortkomingen in geheugen en denkvermogen kunnen zijn. De auto staat bijvoorbeeld niet meer op de parkeerplaats.

Als een significant negatiever type bijwerkingen, kan in sommige gevallen daarna een zogenaamde cognitieve stoornis optreden narcose. Dit is een verwarring die pas dagen of weken na de operatie optreedt en meestal een slechtere prognose heeft dan postoperatief delier. De concentratie is beperkt, het denkvermogen is verminderd.

Bij oudere mensen gaat deze vorm van verwarring soms over dementie dat kan niet worden teruggedraaid. Wat veroorzaakt precies al deze bijwerkingen daarna narcose wordt niet goed begrepen. Al met al is verwarring een van de meest voorkomende bijwerkingen waarmee rekening wordt gehouden. Alleen als de symptomen aanhouden, mag een kliniek opnieuw worden bezocht.