Oorzaken | Door heparine geïnduceerde trombocytopenie (HIT)

Oorzaken

heparinegeïnduceerd trombocytopenie worden gevormd als een niet-immunologische, onschadelijke vroege vorm (type I) of zijn gebaseerd op de vorming van antilichamen tegen plaatjesfactor 4 /heparine complex (type II). Deze veroorzaken de bloed samenklonteren en de bloedplaatjes als het ware "weggevangen" of "gevangen" zijn, kunnen ze hun natuurlijke functie niet meer uitoefenen. Ongefractioneerde heparines hebben een hoger risico om HIT te activeren dan bijvoorbeeld Clexane, een gefractioneerd met een laag molecuulgewicht heparine.

Symptomen

Meestal treden er geen symptomen op bij door heparine geïnduceerd trombocytopenie type I, de drop-in bloedplaatjes keert spontaan terug naar normaal. Daarom is dit type trombocytopenie verloopt meestal zo dat de getroffen persoon het niet eens merkt. De enorme afname van het aantal bloedplaatjes bij type II heparine-geïnduceerde trombocytopenie leidt vaak tot uitgesproken symptomen van deficiëntie.

Op de injectieplaats van heparine, huid necrose kan worden opgemerkt, de huid wordt blauwachtig zwart. Het is een uiting van celdood op deze site. Door de door heparine geïnduceerde trombocytopenie worden de trombocyten geactiveerd en klonteren ze samen, wat resulteert in trombose (stolsels) in de bloed schepen.

Hierdoor kan het te behandelen weefsel niet meer goed worden voorzien bloed en voedingsstoffen uit het bloed en lijdt daardoor enorme schade. Als er niet op tijd actie wordt ondernomen, kan het nodig zijn om de aangedane ledematen te amputeren. Als de trombose zich manifesteert in organen, beroertes, hart- aanvallen of een longaandoening embolie kunnen optreden, die levensbedreigend zijn. Het spectrum van symptomen laat zien hoe gevaarlijk door heparine geïnduceerde trombocytopenie type II kan worden.

Diagnostiek

Een door heparine geïnduceerde trombocytopenie wordt voornamelijk gedetecteerd in de bloedbeeld. Daar kan de daling van het aantal bloedplaatjes worden gemeten. Een daling van meer dan 50 procent is alarmerend; de waarden vallen gewoonlijk onder de 100,000 trombocyten per microliter.

Met behulp van de zogenaamde 4 T-score kan nauwkeuriger worden ingeschat of er type II HIT aanwezig is. Belangrijke parameters hierbij zijn het resterende aantal trombocyten (trombocytopenie), de tijd die is verstreken tussen het begin van de heparinetoediening en het begin van de drop-off (timing van drop-off), hoe ernstig de complicaties zijn, dwz of trombose, necrose van de prik site of andere manifestaties aanwezig zijn, en of andere mogelijk zijn oorzaken van trombocytopenie worden beschouwd. Er worden nul tot twee punten toegekend.

Hoe hoger het totaal aantal punten, des te waarschijnlijker is de aanwezigheid van door heparine geïnduceerde trombocytopenie type II. Nieuwe methoden, de zogenaamde ELISA of HIPA-test, maken de detectie van antilichamen. Een positief testresultaat duidt op een HIT met een gelijktijdige daling van het aantal bloedplaatjes, terwijl een negatieve test dit uitsluit. In Duitsland wordt voornamelijk de HIPA-test (heparine-geïnduceerde plaatjesactiveringstest) gebruikt.