Hernia-operatie

Introductie

Tegenwoordig is de indicatie voor een operatie aan een hernia zeer voorzichtig. In de regel worden alleen acute (mediane) massale prolapses (= massale prolapses), meestal in de lumbale wervelkolom met tekenen van verlamming, direct geadviseerd voor een operatie. Een van de redenen hiervoor is dat er een grote kans op herstel is door conservatieve therapievormen. Naast acute verlamming, symptomen van het niet vasthouden van water en ontlasting (caudasyndroom), is er ook een relatieve indicatie voor een operatie als de pijn veroorzaakt door de hernia kan niet voldoende worden beheerst door conservatieve behandeling.

Indicaties voor een operatie

Als een lang toegepaste conservatieve therapie van de hernia geen of slechts onvoldoende oplevert pijn opluchting is er een zogenaamde "relatieve indicatie voor chirurgie". In het algemeen kan chirurgische therapie een nieuwe hernia niet voorkomen. Zelfs een zich uitbreidend littekenweefsel kan de chirurgische maatregel in twijfel trekken, aangezien zelfs na de operatie opnieuw littekenweefsel kan ontstaan, dat zich zenuwen or spinal cord als een hernia. In dit geval spreekt men van een postnucleotomiesyndroom.

1. minimaal invasieve procedures

Aangezien traditionele, open chirurgische ingrepen doorgaans gepaard gaan met risico's en een langer verblijf in het ziekenhuis, zijn er zogenaamde minimaal invasieve chirurgische ingrepen ontwikkeld. Deze minimaal invasieve procedures kunnen poliklinisch en onder plaatselijke verdoving, mits de algemene voorwaarden kloppen. Risico's die niet kunnen worden uitgesloten door anesthesie worden hier verminderd.

Minimaal invasieve procedures kunnen echter niet in elk stadium van de hernia worden uitgevoerd. Klassiek wordt deze procedure uitgevoerd voor eenvoudige en relatief nieuwe schijfuitsteeksels en verzakkingen. Een sekwestratie (uitsteeksel van schijfweefsel) wordt meestal niet minimaal invasief behandeld.

Preoperationele procedures vormen ook een uitsluiting met betrekking tot deze vorm van chirurgische ingreep. Dit betekent: patiënten die al aan een tussenwervelschijfoperatie zijn geopereerd, mogen niet opnieuw met deze methode worden behandeld. Tot de klassieke minimaal invasieve procedures behoren

  • Chemonucleolyse
  • Laserablatie van de tussenwervelschijf
  • Percutane nucleotomie
  • Microchirurgische chirurgie

Chemonucleosis is de chemische liquefactie en daaropvolgende afzuiging van de binnenste gelatineuze ring van de tussenwervelschijf.

Laserablatie van de tussenwervelschijf is een verdere therapeutische maatregel van de hernia. Net als bij minimaal invasieve therapie, is deze procedure alleen geschikt voor ongecompliceerde, verse hernia's. Deze maatregel is ook gebaseerd op het principe van volumevermindering op het gebied van de tussenwervelschijf, die wordt uitgevoerd met behulp van een medische YAG-laser (Yttrium Aluminate Garnet).

Deze procedure is vergelijkbaar met chemonucleosis doordat hier ook een volumevermindering door afzuiging van de binnenste gelatineuze kern wordt uitgevoerd. In tegenstelling tot chemonucleosis wordt er echter geen enzym gebruikt om de kern vloeibaar te maken, maar wordt de hernia mechanisch verwijderd. Omdat grote huidwonden en grote operatievelden na de operatie van de hernia voor patiënten meestal een langere herstelfase met zich meebrengen, worden minimaal invasieve chirurgische ingrepen gebruikt om te proberen het operatiegebied zo klein mogelijk te houden.

Vooral bij ongecompliceerde hernia's in de lumbale wervelkolom kan deze procedure goed worden toegepast en geopereerd. Via een kleine incisie wordt de hernia minimaal invasief uitgesneden met een microscoop. Moeilijkere hernia's kunnen niet met minimaal invasieve methoden worden behandeld (zie hierboven).

Dit zijn bijvoorbeeld hernia die neurofamina aantasten, hernia die al lang bestaan ​​of verspreid zijn over meerdere niveaus. In deze ernstige gevallen moet een grotere, open toegangsroute worden gekozen, waardoor een breder zicht op het operatiegebied mogelijk is. Om dit mogelijk te maken, wordt in ieder geval een deel van het ligamentum flavum aan één of beide zijden verwijderd.

Dit wordt "windowing" genoemd, wat toegang geeft tot de tussenwervelschijf en de zenuwwortel in kwestie. Als de zenuwwortels van twee aangrenzende niveaus moeten worden weergegeven, kan het nodig zijn om een ​​halve wervelboog of de hele wervelboog. Hierdoor kunnen alle relevante structuren worden bekeken en toegankelijk gemaakt voor behandeling.

De hernia kan geheel of gedeeltelijk worden verwijderd. Het herstel (= herstel) duurt onvermijdelijk langer dan bij de microchirurgische ingreep vanwege de uitgebreidere voorbereiding. Op de behandelde plaats ontwikkelt zich, net als bij alle andere chirurgische ingrepen, onvermijdelijk littekenweefsel, waarvan de omvang van persoon tot persoon verschilt.

In ongunstige gevallen heeft dit littekenweefsel de neiging zich te vermenigvuldigen, wat weer ruimte inneemt en druk uitoefent op de zenuwen. In dergelijke gevallen kan een verdere operatie nodig zijn om het littekenweefsel te verkleinen (postnucleotomiesyndroom). De postnucleotomiesyndroom alleen in uitzonderlijke gevallen operatief kunnen worden aangepakt.

Daarom zijn er alleen conservatieve behandelmethoden beschikbaar om chronische aandoeningen te bestrijden pijn. In het kader van chronisch pijntherapiehebben we een programma ontwikkeld met de pijnspecialisten in ons team. Progressieve spier ontspanning, die gericht is op mensen met chronische aandoeningen pijn in de rug, is op dit gebied bijzonder geschikt gebleken. Pijnlijke instabiliteit van de wervelkolom kan ook optreden na het verwijderen van een tussenwervelschijf. Ook hier kunnen vervolgoperaties nodig zijn, bijvoorbeeld een verstijvingsoperatie.