Zenuwwortel

Anatomie

De wervelkolom van de meeste mensen bestaat uit 24 vrij bewegende wervels, die op hun beurt weer flexibel met elkaar zijn verbonden door in totaal 23 tussenwervelschijven. De dieper liggende wervels van de stuitbeen en heiligbeen zijn samen gegroeid als botten. Van persoon tot persoon kunnen er echter afwijkingen optreden.

Hoewel de wervels van de verschillende secties van de wervelkolom verschillen in hun uitwendige vorm en grootte, blijft de algemene structuur van een wervel vergelijkbaar. Elke wervel is dus samengesteld uit een ronde Vertebrale lichaam en wervelboog bevestigd aan de achterkant. Alle wervelbogen samen vormen de wervelkanaal, waarin de spinal cord runs.

De cerebrospinale vloeistof, de cerebrospinale vloeistof, stroomt rond dit kanaal. Bovendien is het omgeven door de bindweefsel van de spinal cord, die overgaat in het hersenvliezen en wordt ook hersenvliezen genoemd. Van opzij gezien is er altijd een kleine ronde ruimte tussen twee aangrenzende wervelbogen, het intervertebrale foramen (foramen inervertebrale).

De wervelkolom zenuwen die afkomstig is van de spinal cord op het respectievelijke niveau komen uit door dit gat. Deze gaten bestaan ​​niet alleen tussen de vrij bewegende wervels, maar ook in de onderste stijve delen van de wervelkolom. In totaal zijn er meestal 31 van deze tussenwervelgaten en dus ook 31 ruggengraat zenuwen.

Ook hier kunnen er verschillen zijn van persoon tot persoon. De punten van waaruit de wervelkolom zenuwen ontstaan ​​worden zenuwwortels genoemd. In elk segment van de wervelkolom bevinden zich er twee aan zowel de rechter- als de linkerkant van het ruggenmerg.

Na een korte tijd smelten deze samen om aan elke kant een rugzenuw te vormen, die al snel door het tussenwervelgat tevoorschijn komt. Interessant is echter dat de wervelkolom van een volwassene langer is dan het ruggenmerg. Bij volwassenen strekt het ruggenmerg zich slechts uit tot ongeveer de tweede lumbale wervel.

De reden hiervoor is dat de wervelkolom sterker groeit dan het ruggenmerg, dat nog steeds het geheel vult wervelkanaal tot de 3e embryonale maand. Als gevolg hiervan moeten de spinale zenuwen een steeds grotere afstand naar beneden afleggen totdat ze door het tussenwervelgat kunnen verlaten. In hun geheel zijn deze spinale zenuwen, die vrij door de wervelkanaal, vormen de zogenaamde paardenstaart (cauda equina).