Pijn therapie

Introductie

De term pijn therapie omvat alle procedures die bijdragen tot de verlichting van acute of chronische pijn. Pijn therapie maakt gebruik van veel verschillende mogelijkheden, die individueel kunnen worden geselecteerd en aangepast aan het soort pijn en de patiënt.

Wat is een pijn?

Pijn verwijst naar een onaangename zintuiglijke en emotionele ervaring die gepaard gaat met (mogelijke) schade aan lichaamsweefsel. Acute pijn heeft een waarschuwingsfunctie. Als u bijvoorbeeld naar de kookplaat reikt, zorgt de snel optredende pijn ervoor dat de hand zich terugtrekt.

Zonder pijnwaarneming loopt het lichaam een ​​verhoogd risico op letsel. Een voorbeeld zijn diabetici van wie zenuwen zijn al beschadigd door ziekte. Ze verliezen vaak het pijngevoel, vooral in hun benen, waardoor verwondingen aan de voeten en onderbenen vaak onopgemerkt blijven.

In veel gevallen worden de laesies pas opgemerkt als het weefsel al aan het afsterven is. Daarentegen is chronische pijn vaak een probleem. Men spreekt van chronische pijn als de pijn langer dan 3-6 maanden ononderbroken is geweest.

In dit geval heeft de pijn zijn waarschuwingsfunctie verloren en wordt de kwaliteit van leven van de patiënt enorm aangetast. Een voorbeeld is fantoompijn, waarbij patiënten pijn voelen in een geamputeerd ledemaat. Een aangepaste pijntherapie verlicht deze mensen veel van hun lijden.

Pijntherapeutische principes

De verschillende methoden die voor pijntherapie kunnen worden gebruikt, werken op heel verschillende manieren. Pijn kan daarom op verschillende manieren worden gemoduleerd en onderdrukt. De individuele analgetica kunnen bijvoorbeeld perifeer werken, dwz

op pijnreceptoren die zich direct op de plaats van pijn bevinden, maar ze kunnen ook centraal werken, dat wil zeggen in de hersenen en spinal cord, over de ontwikkeling van pijn. Zwakker pijnstillers onderdrukken gewoonlijk de vorming van boodschappersubstanties die tot irritatie van zenuwuiteinden leiden en zo pijn veroorzaken. Een bekende vertegenwoordiger van deze groep is paracetamol, dat een bepaald enzym remt, cyclooxygenase.

Dit enzym vormt bepaalde stoffen waarop de zenuwuiteinden met pijn reageren. Sterker pijnstillers, zoals opioïden, werken op pijnreceptoren in de spinal cord enerzijds, en op pijnreceptoren in hersenen op de andere. In de spinal corddempen ze de overdracht van pijn door de receptoren in de pijngeleidende zenuwbanen te bezetten en pijnremmende paden te activeren. In de hersenen, veroorzaken ze een verandering in de perceptie van pijn in het verantwoordelijke gebied van de hersenen, de thalamus. Hier bevindt zich een hoge dichtheid aan pijnreceptoren, zodat de pijnstillers kan daar goed aanvallen en leiden tot een demping van pijnverwerking.