Hepatobiliaire sequentiescintigrafie

Hepatobiliaire sequentie scintigrafie (HBSS) is een procedure voor nucleaire geneeskunde die wordt gebruikt om de functionaliteit van het lever en galsysteem. De lever is het centrale metabolische orgaan van het menselijk organisme. Het wordt geleverd door twee verschillende circulaties. De bloed levering wordt verzorgd door de lever's eigen slagaders (A. hepatica propria) en door het portaal circulatie (V. portae hepatis). In de spijsverteringskanaalworden macro- en micronutriënten (nutriënten en vitale stoffen) opgenomen (opgenomen) en afgegeven via het portaal ader naar de lever, waar ze via verschillende metabole routes worden gevoerd. De lever heeft dus een belangrijke synthese- en metabolisatiefunctie bij het metabolisme van koolhydraten, eiwitten en vetten (suiker, eiwit en Vet metabolisme​ Dit resulteert ook in zijn cruciale rol in ontgifting (ontgifting) van endogene (endogene) of xenogene (exogene) stoffen. De producten die in de lever worden gesynthetiseerd, kunnen enerzijds in de bloedbaan worden afgegeven en anderzijds worden uitgescheiden (uitgescheiden) met de gal in de dunne darm​ Bij nucleair geneeskundige diagnostiek wordt de leverfunctie gevisualiseerd door radioactief gelabelde geneesmiddelen (tracers). In tegenstelling tot statische lever scintigrafie, waarbij de tracers worden geabsorbeerd in de hepatocyten (levercellen) en daar blijven, worden radiofarmaca gebruikt bij leversequentiescintigrafie die relatief snel worden uitgescheiden in de levercellen. gal kanaalsysteem van de lever. Detectie van mismatches van de traceraccumulatie biedt aanwijzingen voor lokale leverdisfunctie of pathologie van het galsysteem.

Indicaties (toepassingsgebieden)

Hepatobiliaire sequentie scintigrafie wordt gebruikt om de hepatobiliaire functie (HBF) te visualiseren. Er kunnen conclusies worden getrokken over de uitscheidingsfunctie van de lever en over de drainagecondities van het galsysteem. Sequentiescintigrafie kan aangewezen (geïndiceerd) zijn voor:

  • Functionele beoordeling van de galwegen: Naast morfologische beeldvorming van de galwegen (echografie, CT, MRI / MRCP, ERCP), kan functionele scintigrafie worden uitgevoerd (bijv. Bij kinderen). Functionele beperkingen kunnen in een zeer vroeg stadium worden opgespoord, zelfs vaak vóór veranderingen in laboratoriumparameters. Detecteerbare parameters zijn onder meer:
    • Gal kanaalobstructies: Geen activiteit meetbaar in de dunne darm, omdat de tracer daar niet aankomt of de accumulatie van de tracer vertraagd in onvolledige occlusies.
    • Occlusie van de ductus cysticus (kanaal van de galblaas): geen ophoping van sporen in de galblaas.
    • Acute of chronische cholecystitis (galblaasontsteking): geen of vertraagde ophoping van tracer in de galblaas.
    • Galbuis ectasieën (verwijde galwegen): verhoogde ophoping van sporen in de galwegen, bijvoorbeeld bij het Karoli-syndroom (cystische dilatatie van de intrahepatische galwegen).
    • Gal lekkage (lekkende galkanalen): pathologische tracer lekkage, bijv. Na een operatie, prikof trauma.
    • Galblaas-dikke darm fistel (verbinding van galblaas en dikke darm): tracer detecteerbaar in de dikke darm.
  • Leverparenchymschade: laesies van leverweefsel zijn vertraagd detecteerbaar eliminatie van radioactiviteit. Een indicatie voor functionele scintigrafie bestaat in het bijzonder voor voortgangscontrole bij hepatotoxische (“leverbeschadiging”) geneesmiddelen therapie (bijv cytostatica), leverspecifieke conservatieve therapie (bijv. met UDCA = ursodeoxycholzuur) of acuut Leverfalen.
  • Controle van levertransplantaties: afwijzing, galweg obstructie (obstructie van de galwegen) of gal lekkage kan worden gedetecteerd.

Opgemerkt moet worden dat als gevolg van technologische vooruitgang in echografie, CT en MRI, hepatobiliaire sequentiële scintigrafie steeds meer op de achtergrond komt te staan.

Contra-indicaties

Relatieve contra-indicaties

  • Lactatiefase (borstvoedingsfase) - borstvoeding moet 48 uur worden onderbroken om risico's voor het kind te voorkomen.
  • Herhaald onderzoek - vanwege blootstelling aan straling mag binnen drie maanden geen herhaalde scintigrafie worden uitgevoerd.

Absolute contra-indicaties

  • Zwaartekracht (zwangerschap)
  • Stimulatie met ceruletide moet achterwege blijven bij va cholelithiasis (galsteenziekte), aangezien contractie koliek kan veroorzaken.

Voor het onderzoek

  • Voor een goede beeldvorming van de galblaas moeten patiënten blijven vastend voor het onderzoek.

De procedure

  • Radiofarmaca zijn radioactieve derivaten (chemische derivaten) van Lidocaïne (plaatselijke verdoving/ medicijn voor lokaal anesthesie) die worden opgenomen door hepatocyten en uitgescheiden via het galstelsel (dat de gal aantast): bijv. 99mTc-HIDA = N- [2,6-diethylacetanilido-iminodiacetaat].
  • De tracer wordt intraveneus aangebracht (toegediend) en de scintigrafische registratie van de activiteit wordt onmiddellijk gestart.
  • Multiscoopsystemen met hoge resolutie worden gebruikt bij leverdiagnostiek (SPECT = single-photon emissie computertomografie), waarmee kleine (tot 0.5 cm) laesies kunnen worden gedetecteerd. Bij dit proces worden binnen ongeveer een uur elke 5-10 minuten afzonderlijke opnamen gemaakt.
  • Na 30-40 minuten wordt de galblaas gewoonlijk gevuld met het radiofarmacon. Vervolgens wordt door medicatie (met ceruletide) een contractiestimulus veroorzaakt, waardoor de galblaas samentrekt en verhoogde gal in de galwegen en de darmen afgeeft. Scintigrafisch gezien wordt een toename in activiteit over deze gebieden meetbaar ongeveer 2-3 minuten na stimulatie.
  • Semikwantitatieve evaluatie is mogelijk met geheugen bochten over de lever, galblaas, galwegen, en dunne darm.

Mogelijke complicaties

  • Intraveneuze toediening van radiofarmacon kan leiden tot lokale vasculaire en zenuwlaesies (verwondingen).
  • De stralingsblootstelling van de gebruikte radionuclide is vrij laag. Niettemin is het theoretische risico van door straling geïnduceerde late maligniteit verhoogd, zodat een risico-batenanalyse moet worden uitgevoerd.
  • Irritatie met ceruletide kan galkoliek veroorzaken, vooral bij cholelithiase (galsteenziekte).