Differentiële diagnose (uitsluitingsziekten) | Verworven hypothyreoïdie

Differentiële diagnose (uitsluitingsziekten)

Een belangrijke diagnose om van te onderscheiden hypothyreoïdie is een laag T3 / laag T4-syndroom, waarbij zowel T3 als T4 zijn verlaagd. Dit syndroom kan optreden bij ernstig zieke patiënten op intensive care-afdelingen. In contrast met hypothyreoïdie, dit syndroom vereist geen hormoonsubstitutie met thyroxine.

Therapie

De therapie van hypothyreoïdie bestaat uit een continue vervanging (= substitutie) van het schildklierhormoon T4 (L-thyroxine) en regelmatige controles door de arts. In het geval van een uitgesproken hypothyreoïdie, moet de hormoondosering langzaam worden verhoogd tot de noodzakelijke dosis, omdat een overdosis schildklier hormonen kan leiden tot hartritmestoornissen. De optimale dosis hormoontoediening wordt bepaald op basis van de klinische praktijk voorwaarde (algemene toestand) van de patiënt en de waarde van TSH. De therapie is succesvol als de patiënt symptoomvrij is en de TSH waarde ligt tussen 0.5-2.0 mU / l.

Complicaties

Gegeneraliseerd myxoedeem met waterretentie in het hele lichaam, inclusief de hartzakje (=pericardiale effusie), is een ernstige complicatie van hypothyreoïdie en moet onder intensief medisch toezicht worden behandeld. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de patiënt ademhaling en bewaar de vitale parameters (hart- tarief, bloed druk) stabiel. De patiënt krijgt infusen met glucocorticoïden, glucose en zouten (=elektrolyten).

Het schildklierhormoon T4 wordt ook vervangen door een infuus (= iv toediening, intraveneuze toediening). Als de patiënt onderkoeld is, moet hij voorzichtig worden opgewarmd.