Diagnose | de ziekte van Addison

Diagnose

Bij het diagnosticeren de ziekte van Addison het is erg belangrijk om deze ziekte te onderscheiden van secundaire bijnierinsufficiëntie. Het verschil is dat in de ziekte van Addison de bijnieren zijn beschadigd en produceren daardoor te weinig hormonen, terwijl bij de secundaire aandoening de bijnieren intact zijn maar niet voldoende gestimuleerd om hormonen te produceren. Als de ziekte van Addison wordt vermoed, bloed tests worden uitgevoerd om hormoonspiegels te controleren.

A natrium tekort en een verhoogde kalium concentratie in de bloed vermoedelijk een verstoring van de bijnieren veroorzaken. Naast het gebruikelijke bloed parameters, de hoeveelheid cortisol in het bloed en de hoeveelheid ACTH worden bepaald. ACTH wordt afgescheiden door de hypofyse in de hersenen en stimuleert de productie van de bijnieren hormonen.

Als de cortisolspiegel wordt verlaagd hoewel er genoeg of zelfs te veel is ACTH in het bloed duidt dit op de ziekte van Addison. Ook kan een zogenaamde ACTH-stimulatietest worden uitgevoerd. Hier wordt ACTH intraveneus geïnjecteerd, wat een verhoogde cortisolproductie zou veroorzaken bij gezonde personen met functionerende bijnieren.

Bij de ziekte van Addison is dit echter niet het geval vanwege de beschadigde bijnieren. Bij bijnierinsufficiëntie zijn de cortisolspiegels in het bloed verlaagd. Door het in het bloed aanwezige cortisol kunnen we de oorzaak niet achterhalen.

Als men wil weten waar het probleem van de disfunctie ligt, moet men de ACTH-waarde bepalen. Dit is een hormoon uit de hypofyse, die op natuurlijke wijze de bijnier om cortisol te produceren. Aan de hand van de ACTH-waarde is het dan mogelijk om erachter te komen of het probleem in de bijnier of de hypofyse, dwz of er sprake is van primaire of secundaire bijnierinsufficiëntie.

Bij primaire insufficiëntie kan de bijnier functioneert niet meer goed, maar de hypofyse blijft proberen het te stimuleren door ACTH af te scheiden. Als gevolg hiervan is ACTH in grotere hoeveelheden aanwezig. Verder worden de niveaus van aldosteron en DHEAS bepaald, die ook hormonen die worden geproduceerd in de bijnier. Als de aandoening zich in de hypofyse bevindt, wordt de ACTH-waarde verlaagd. De hypofyse kan zijn functie niet meer uitoefenen en de hormonen die hij aanmaakt zijn nauwelijks meer in het bloed op te sporen.