TMJ geknetter

Introductie

Ziekten van het kaakgewricht zijn niet ongewoon. Binnen Duitsland, aandoeningen van de normale functie van het kaakgewricht zijn, naast het optreden van carieuze defecten, een van de meest voorkomende afwijkingen in de mondholte. Volgens uitgebreide studies lijden meer dan 10 miljoen burgers aan een temporomandibulair gewricht artrose.

Het aantal patiënten dat lijdt aan minder opvallende aandoeningen van het kaakgewricht overschrijdt dit aantal ver. In de meeste gevallen manifesteren tekorten in de functie van het kaakgewricht zich in een zeer vroeg stadium bij de aangedane patiënt door het optreden van barsten in het kaakgewricht, spanning en pijn in de kauwspieren, hoofdpijn en oorpijn of beperkingen bij het openen van de mond. Algemeen wordt aangenomen dat dergelijke problemen van het kaakgewricht meestal worden veroorzaakt door onjuiste belasting en mechanische slijtage van de gewrichtsoppervlakken bestaande uit kraakbeen.

Er zijn echter ook patiënten die dergelijke symptomen ontwikkelen als gevolg van inflammatoire of infectieuze oorzaken. Met toenemende leeftijd neemt de kans op het ontwikkelen van een kaakziekte met duidelijk waarneembare (en soms hoorbare) klikken van het kaakgewricht aantoonbaar toe. Daarnaast lijkt een mogelijke genetische aanleg of zwaar lichamelijk werk ook een doorslaggevende rol te spelen bij het ontstaan ​​van kaakgewrichtsaandoeningen.

Anatomie

Het temporomandibulair gewricht (lat. Articulatie temporo-mandibularis) vertegenwoordigt een beweegbare verbinding tussen het benige bovenkaak (lat. Maxilla) en de onderkaak bot (lat.

Mandibula), waarin de zogenaamde mandibulaire fossa (lat. Fossa mandibularis) in direct contact komt met de hoofd van de bovenkaak (Caput mandibulae). Terwijl de bovenkaak bot vormt het stijve deel van het temporomandibulair gewricht, het onderkaak, wat essentieel is voor het openen van het mond, is vrij beweegbaar en wordt in de voeg geklemd.

Deze botverbinding wordt ondersteund door tal van spieren (kauwspieren) en ligamenten. Om te voorkomen dat de twee botstructuren van het temporomandibulair gewricht tegen elkaar wrijven, is de hoofd van de bovenkaak en de mandibulaire fossa worden gescheiden door een beweegbaar deel van kraakbeen (articulaire schijf). De kraakbeen schijf verdeelt het temporomandibulair gewricht in twee functioneel onafhankelijke delen, de bovenste en onderste gewrichtsruimte.

Glijbewegingen worden voornamelijk uitgevoerd in het gebied van het bovenste gewrichtsgedeelte (bovenste gewrichtsspleet). Draaibewegingen vinden daarentegen voornamelijk plaats in de onderste gewrichtsruimte. Voor kauwen of spreken is het echter geenszins voldoende om een ​​van deze twee bewegingen afzonderlijk uit te voeren. Bij deze processen moeten beide bewegingsbereiken slim met elkaar worden gecombineerd. Hieruit kan worden afgeleid dat ook in het kaakgewricht combinatiebewegingen (zogenaamde draai-schuifbewegingen) kunnen worden uitgevoerd.