Spierstoornis van de cervicale wervelkolom | Spieronevenwichtigheden

Spierstoornis van de cervicale wervelkolom

Spieronevenwichtigheden in het cervicale gebied kan klassiek zijn nek spanning. Of het nu komt door langdurig met een kromme achter de computer te zitten nek of door psychologische stress, waardoor u uw schouders gespannen naar uw oren trekt. Diverse stretching oefeningen zijn hier beschikbaar.

Ga hiervoor rechtop zitten of staan. Voor de eenvoud is de oefening voor stretching de rechterkant van de nek wordt geïnstrueerd. Het linkeroor zakt naar de linkerschouder.

De rechterelleboog trekt iets naar beneden richting de grond, zodat de rechterschouder en het rechteroor nog verder uit elkaar staan. Om de stretch meer naar achteren te verschuiven, wordt ook de kin naar de linkerschouder gedraaid. Om het stuk naar voren te verschuiven, beweegt de blik mee met de hoofd naar rechts, gecombineerd met een lichte overstrekking in de nek.

Rekoefeningen worden ongeveer 30 seconden vastgehouden. Een andere eenvoudige oefening is het cirkelen van de schouder. Dit beweegt het gespannen gebied door, stimuleert bloed bloedsomloop en ontspant zo de spieren. Deze artikelen kunnen in dit opzicht ook voor u van belang zijn:

  • Fysiotherapie bij hoofdpijn / migraine bij kleine kinderen
  • Fysiotherapie voor kinderen met schouder- en nekspanning

Spierstoornis van de lumbale wervelkolom

Spieronbalans in de lumbale wervelkolom (lumbale wervelkolom, onderrug) kan zich bijvoorbeeld uiten in een wijdverbreid posturaal defect: de holle rug, in technische termen een hyperlordose van de lumbale wervelkolom. De spieren rond het onderste deel van de romp zijn niet voldoende ontwikkeld, het lichaam hangt in de ligamenten. Het bekken helt naar voren, de buik lijkt naar voren gestrekt, de onderrug naar voren gebogen.

Als je na verloop van tijd aan deze ontspannen houding went, gebeurt er naast het voor de hand liggende houdingstekort nog veel meer in het lichaam: de tussenwervelschijven worden niet meer gelijkmatig belast door de voorwaartse kromming van de wervelkolom, maar drukken constant de gekantelde wervellichamen meer aan de achterkant en minder aan de voorkant. De spieren in het gebied worden continu verkort, wat op een gegeven moment de mobiliteitsetiologie beperkt. Dit heeft ook invloed op de heupbuigers in het voorste gebied, vanwege het kantelen van het bekken.

De buikspieren, aan de andere kant, worden constant verlengd zodat ze niet hun volledige kracht kunnen uitoefenen. Bandstructuren en fasciae passen zich ook aan de houding aan, waardoor hun structuur en flexibiliteit veranderen. Ten slotte veroorzaakt de houdingsstoornis niet alleen de ter plaatse beschreven problemen, maar blijft hij ook problemen veroorzaken in de aangrenzende gebieden. Bijvoorbeeld, de thoracale wervelkolom reageert op overmatige profylaxe met een achterwaartse kromming om het lichaam in het algemeen recht te houden, en de spieren blijven aan hun kettingen trekken waarin ze zijn vastgebonden. Doorslaggevend hierbij is a houding school met het aanleren van een recht lichaamsgevoel en een intensieve training van de buik- en lumbale spieren, a stretching programma voor de onderrug- en heupbuigers en een bewegingstraining van de wervelkolom.