3. niveau regelkring | De bewegingscoördinatie

3. regelkring niveau

In deze fase van beweging coördinatieis het bewegingsprogramma optimaal ontwikkeld. De motor volgen leren volgens MEINEL / SCHNABEL bevindt de atleet zich in de fase van finest coördinatie. Vanwege spinale en supraspinale centra in de hersenen stengel en motorische cortex kan de beweging veilig worden uitgevoerd met betrekking tot de uitvoering van beweging, ook als er storingen optreden.

Opgemerkt moet worden dat deze fase van beweging coördinatie kan pas na enkele jaren worden gerealiseerd. De feedback van de docent speelt alleen een rol bij gerichte techniekelementen. Bij het serveren tennis, dit betekent dat de beweging optimaal wordt gecoördineerd in ruimtelijke, temporele en dynamische progressie.

Als de zon, de wind of een onjuiste balworp plaatsvindt, kan de service alsnog met zekerheid worden geserveerd. De cerebellum speelt een uitstekende rol bij de coördinatie van beweging. Zonder dit zouden we in de eerste plaats geen fijn gecoördineerde bewegingen kunnen uitvoeren. De cerebellum volgt de coördinatieve bewegingen van het lichaam en voert keer op keer fijne correcties uit. Het speelt ook een belangrijke rol in evenwicht, en bij elke beweging die u maakt, wordt de spieractiviteit opnieuw gecoördineerd, zodat het lichaam altijd in balans is.

Vergelijking van setpoint en actuele waarde

Een bewegingsvergelijking is alleen mogelijk als het menselijk organisme de mogelijkheid heeft om de WERKELIJKE waarde te vergelijken met een DOEL-waarde. Dit werkt als volgt: Hogere centra in de hersenen stuur impulsen naar lagere centra van de centrale zenuwstelsel. Daar wordt het uurwerk opgeslagen in de vorm van een efference kopie.

Van daaruit wordt de impuls doorgegeven aan het succesvolle orgel en wordt de beweging uitgevoerd. Wanneer de beweging is voltooid, is er een terugkoppeling naar de diepere centra in het CZS. De uitgevoerde beweging wordt vergeleken met de efference kopie. In de fase van grove coördinatie (1e regelkring niveau) vindt deze extrinsieke feedback plaats via de trainer. Met toenemende veiligheid wint de kinesthetische analysator aan belang en deze vergelijking van streefwaarde-werkelijke waarde wordt tijdens de beweging uitgevoerd, waardoor de atleet correcties kan aanbrengen tijdens de uitvoering van de beweging.

Hoe kan bewegingscoördinatie worden getraind?

Bewegingscoördinatie kan op veel verschillende manieren worden getraind en gecoacht. Deze motorische vaardigheid is min of meer belangrijk voor alle disciplines en sporten. Met behulp van het voorbeeld van lopendworden vier bewegingscoördinatieoefeningen gepresenteerd.

De afstand voor elk van deze oefeningen is 25 meter. Allereerst moeten de atleten technisch schoon lopen en hun armen gestrekt houden. Het bovenlichaam moet zo stil mogelijk zijn.

Bij de tweede oefening worden de armen nu daarbij opzij gestrekt lopend technisch schoon. Bij een derde oefening moeten de deelnemers technisch schoon over balkobstakels lopen. Ook hier moet het bovenlichaam zo stabiel en kalm mogelijk zijn.

De laatste variant is de knie beroerte en lopend. Deze oefeningen zijn slechts een klein onderdeel van het totale, gevarieerde aanbod aan oefeningen. Bij de coördinatieoefeningen is vooral de grote variatie interessant.

Naast het eenbenige springen zijn ook eindsprongen met rechts en links, coördinatieruns met hoepels op de grond, hoppen, jumping jacks en andere springoefeningen populair. Touwspringen is een uitdagende oefening. Het vereist een hoge mate van concentratie tijdens de uitvoering en regelmatige training om succesvolle touwsprongen te voltooien. Loopt op akoestische of optische signalen zijn ook effectieve oefeningen om de coördinatie van bewegingen te trainen.