Fysiotherapie bij een fractuur van de femurhals

Een dijbeen nek breuk komt vaak voor op hoge leeftijd wanneer de patiënt op de zij of op de knie valt. De leeftijdsgebonden verandering in het bot en een verhoogd valrisico maken het dijbeen nek breuk een van de meest voorkomende fracturen bij oudere mensen. Vrouwen hebben meer kans op een verhoogd risico op osteoporose.

De nek van het dijbeen kan ook breuk bij ongevallen waarbij enorme kracht wordt uitgeoefend. De breuk kan verschillende delen van de dijbeenhals en is daarom onderverdeeld in verschillende klassen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen mediale, intermediaire en laterale fracturen van de dijbeenhals (SHF). Een verdere classificatie is gebaseerd op Pauwels en beschrijft de breukhoek en daarmee de mate van stabiliteit van de breuk. De therapie kan chirurgisch of conservatief worden uitgevoerd.

Symptomen

De belangrijkste symptomen van a femurhalsfractuur (SHF) zijn aanvankelijk de klassieke breukborden: pijnzwelling, functiestoornis, mogelijke crepitaties (geluid tijdens beweging). De patiënt kan geen gewicht op de getroffene leggen been. Afhankelijk van het verloop van de breuk kan een verkeerde positie van de been in externe rotatie kan gepaard gaan met een verkorting van de been.

Het been kan ook naar binnen of naar buiten afwijken van de middellijn (valgus / varus positie). In de eerste dagen na de breuk treedt er meestal een heftige zwelling op hematoom formatie, wat pijnlijk kan zijn voor de patiënt. In de dagen die volgen is het vermogen van de patiënt om onder stress en mobiliteit te werken sterk afhankelijk van de gekozen behandelmethode en kan van patiënt tot patiënt verschillen.

Wat is de behandeling na de operatie?

Vooral na een chirurgische ingreep voor SHF kan de patiënt enkele dagen na de operatie zijn of haar fysieke activiteit hervatten en kan revalidatietherapie worden gestart. Hoe intensief het been na de behandeling weer kan worden belast, hangt af van de instructies van de individuele arts. In de vroege fase worden zachte behandelingstechnieken gebruikt om regeneratie en genezing van het weefsel te bevorderen.

Vroegtijdige mobilisatie is vooral belangrijk voor oudere patiënten om immobiliteit tegen te gaan. Als de patiënt het toelaat en kan, wordt zoveel mogelijk zelfstandig uitgevoerd. In ieder geval is het pijn limieten moeten in acht worden genomen.

Als de breuk veerkrachtig is, wordt het opstaan ​​en lopen de eerste dagen geoefend om problemen met de bloedsomloop tegen te gaan. Vooral in de vroege stadia, het gebruik van handleiding lymfedrainage kan ook nuttig zijn om spanning te verlichten en pijn en genezing bevorderen. Bewegingen die koste wat kost vermeden moeten worden zijn het kruisen van de benen, draaien in de heupen (roterende bewegingen) en op de zij liggen.

Transfers moeten tijdens de therapie worden geoefend om onbedoelde onjuiste belasting van de fractuur bij het veranderen van positie te voorkomen. De mobiliteit van de omgeving gewrichten (bv enkel en kniegewricht) kunnen ook worden beïnvloed door het gebrek aan bewegingsvrijheid van het been en hiermee moet rekening worden gehouden door gerichte mobilisatie tijdens de therapie. Met toenemende tijd neemt de veerkracht van de fractuur toe en kan de intensiteit van versterkings- en mobilisatieoefeningen worden verhoogd. Looptraining wordt steeds belangrijker, en fysiologische bewegingen zoals squats (staand / zittend) of traplopen moet worden geoefend, zodat de patiënt zich veilig kan beheersen van het dagelijkse leven. Bij een nabehandelingsbehandeling wordt de intensiteit van de therapie weer verhoogd en kunnen resterende problemen individueel worden aangepakt.