Anatomische structuren rond het gehemelte | Het gehemelte

Anatomische structuren rond het gehemelte

Anatomisch zijn de volgende structuren te onderscheiden:

  • Het harde en zachte gehemelte
  • Het zachte gehemelte
  • De palatinale amandelen
  • De huig
  • De palatale boog
  • Palatale spierstelsel

Het gehemelte deel van de bovenkaak bot (maxilla) en is verdeeld in twee secties. Het harde gehemelte (Palatum durum) en de zacht gehemelte (Palatum molle). Het voorste deel van het gehemelte is het harde gehemelte.

Het bestaat uit de volgende botstructuren: het intermaxillaire bot (Os incisivum) en het palatale bot (Os palatinum). In het gebied van het harde gehemelte zit het bot stevig vast aan de slijmvlies erop liggen en kan er niet tegen worden bewogen. De slijmvlies van het harde gehemelte gaat direct over in het tandvlees (gingiva) aan de zijkanten.

Het harde gehemelte strekt zich ongeveer uit tot de hoogte van de derde kiezen. Vanaf hier gaat het harde gehemelte direct over in de zacht gehemelte. De zacht gehemelte is het achterste deel van het gehemelte.

Het is mobiel. Het zachte gehemelte omvat de velum palatinum en de huig. Het zachte gehemelte bestaat uit a bindweefsel plaat waarin ook drie spieren uitstralen.

Deze spieren zijn de spiertensor veli palatini, de spier levator veli palatini en de spier palatopharyngeus (vormt de palatale boog). Het zachte gehemelte, ook wel het zachte gehemelte genoemd, vormt samen met het harde gehemelte de grens tussen de mond en neusholte, en begrenst de mondholte achteruit naar de keel. De overgang tussen het harde gehemelte en het zachte gehemelte wordt de Ah-lijn genoemd, omdat deze zichtbaar wordt wanneer de klinker “A” wordt uitgesproken.

Het zachte gehemelte bestaat grotendeels uit spieren, bindweefsel en slijmvliezen, waarbij de spieren van groot belang zijn voor het slikproces. Het zachte gehemelte wordt tegen de achterwand van gedrukt de keel door samentrekking van de spieren en sluit de bovenste luchtwegen. Het vormt dus een belangrijke barrière tussen de lucht- en voedseldoorgangen.

Het zachte gehemelte is ook betrokken bij de spraakvorming door deze te verhogen en te verlagen. Het zachte gehemelte bevat ook kleinere klieren die produceren speeksel samen met andere klieren. Aan de zijkant van het zachte gehemelte komen twee dubbele plooien tevoorschijn, die de zogenaamde palatinale bogen vormen.

De palatinale tonsil is een gepaarde orgaan dat zich tussen de voorste en achterste palatale bogen bevindt. Ze bevinden zich dus op de overgang tussen mond en keel en behoren tot de lymfatische faryngeale ring. Als lymfatisch orgaan dient het de immuunsysteem en dus de verdediging tegen ziekteverwekkers.

Het is meestal zo groot als een amandel, hoewel het vergroot is in het geval van een ontsteking. Zoals de hele mondholte, het is bedekt met slijmvlies, dat zich uitstrekt tot in de diepe inkepingen van het oppervlak van de palatinale tonsil. In deze rimpels kunnen zich voedselresten verzamelen, die door gekoloniseerd worden bacteriën.

Wit bloed cellen worden hier ook vaak gevonden. Het contact tussen de omgeving en het lichaam immuunsysteem is een belangrijk effect voor de werking van het immuunsysteem. De voedselresten die zich verzamelen in de plooien op het oppervlak van de palatine amandel worden met regelmatige tussenpozen uitgescheiden.

Deze zogenaamde detritus- of amandelsteen wordt door leken vaak ten onrechte gezien als amandelontsteking. Dit hoeft echter niet per se op een ontsteking te duiden, maar is volkomen normaal zonder andere klachten huig is een zacht weefselproces van het zachte gehemelte en bevindt zich in het midden van de vrije zijde van het gehemelte. Hierdoor kan het rond oscilleren en, net als het zachte gehemelte, betrokken zijn bij spraakvorming.

De vorm wordt gevormd door een spier die is bedekt met slijmvliezen. tevens de slijmvlies bevat aanraakgevoelige receptoren die de misselijkheid stimulus. Deze receptoren dienen om vreemde lichamen te detecteren en vormen een beschermingsmechanisme tegen het inslikken van voorwerpen.

De palatinale bogen worden gevormd door twee mucosale plooien, beide afkomstig van het zachte gehemelte. Het achterste palatale boog strekt zich uit van daar naar de keel, terwijl de voorste palatale boog eindigt aan de zijkant van de basis van de tong. Tussen deze twee slijmvliesplooien bevindt zich de palatale amandel.

Ze zijn ook betrokken bij spraakvorming, slikken en misselijkheid. De zachte gehemelte-spanner (Musculus tensor veli palatini) spant het zachte gehemelte en kan deze dus verlagen. Deze spier is ook verantwoordelijk voor het openen van de buis van Eustachius (Tuba auditiva) bij bijvoorbeeld geeuwen.

De palatinale lift (Musculus levator veli palatini) kan het zachte gehemelte optillen. De musculus palatopharyngeus vormt de palatale boog en ondersteunt de faryngeale spieren tijdens het slikken. Het zachte gehemelte, dat het zachte gehemelte vormt, is een zachte weefselplooi.

Dit bestaat uit de spieren, bindweefsel en slijmvlies. Aan de achterkant van het zachte gehemelte beschrijft het een dubbele boog. In het midden van deze boog hangt de huig.

Dit is zichtbaar wanneer het mond staat wijd open. Aan de achterkant van het zachte gehemelte bevindt zich de keel of keelholte vernauwing (isthmus faucium). Dit vormt de overgang van mondholte naar keelholte. De faryngeale holte wordt gevormd door de basis van de tong en het zachte gehemelte inclusief de huig.