Spieren rond het kniegewricht | Het menselijke spierstelsel

Spieren rond het kniegewricht

De knie is het grootste gewricht van het menselijk lichaam en staat in de loop van het leven bloot aan enorme belasting, waardoor klachten in het kniegebied op oudere leeftijd vrijwel altijd optreden. De knie zelf heeft geen eigen spieren om hem te geleiden, maar veel spieren in het gebied van de knie beginnen of stijgen van hieruit en trekken verder naar beneden richting de voet. Ten eerste is er de gracilis-spier.

Dit vindt zijn oorsprong in het gebied van de schaambeen (Os pubis) en vanaf hier beweegt het langs de binnenkant van de dij naar het bovenste deel van het onderste been, voorbij de knie. Bij aangespannen (contractie) zorgt deze spier ervoor dat we de knie kunnen buigen (flexie) en ook naar binnen kunnen draaien. De volgende spier is de sartorius-spier.

Deze vindt zijn oorsprong in het gebied van de heupschep (spina iliaca anterior superior) en trekt vanaf hier ook aan de binnenkant van de kniegewricht, lopend oppervlakkig langs de dij​ Spanning van deze spier resulteert in flexie en interne rotatie van de knie. De volgende grote spier die de knie aantast, is de quadriceps femoris-spier, die vier hoofden heeft en afkomstig is uit het heupgebied en het reliëf vormt van de dij van de voorkant.

Vanaf de heup strekt de spier zich vervolgens uit tot aan de knie en eindigt in de patellapees (patella pees​ Deze vierkoppige spier is dus de enige spier die de knie in aangespannen toestand weer recht kan strekken, zoals altijd het geval is bij normaal staan. De biceps-femoris spier, de semimembranosus-spier en de semitendinosus-spier lopen langs de achterkant van de dij.

Deze vinden allemaal hun oorsprong in het gebied van de billen en trekken van hieruit van achteren tot aan de knie. Dus wanneer deze spieren worden aangespannen, treedt een flexie van de knie op. Sinds de biceps-femoris spier bevindt zich aan de buitenkant van de knie, hij kan de knie ook naar buiten draaien als hij wordt aangespannen.

Omdat de semitendinosus- en semimembranosus-spieren zich aan de binnenkant van de knie bevinden, draaien ze de knie naar binnen wanneer ze worden aangespannen. Daarnaast is er een heel kleine spier die aan de rug trekt in de holte van de knie van de bovenrand van de knieholte tot de onderrand van de knieholte. Deze spier (Musculus popliteus) zorgt voor een lichte flexie en interne rotatie in de knie en stabiliseert de knie minimaal.

Ten slotte is er de kuitspier, die boven de knie aan de achterkant van de knie begint en over de knie naar beneden trekt holte van de knie en begint dan bij de hielbeen​ Als de oppervlakkige kuitspieren samentrekken, resulteert dit in flexie van de knie been is aanzienlijk smaller dan de dij, dus wordt aangenomen dat de onderbeen bevat ook minder spieren. Dit is echter niet het geval, wat waarschijnlijk te wijten is aan het feit dat onze voorouders hun voeten gebruikten voor veel fijner werk dan alleen maar wandelen.

Daarom moesten verschillende kleine spieren nauwkeuriger werken, terwijl de dijbeenspieren uitsluitend voor de houding werden gebruikt. De lagere been spieren zijn verdeeld in strekspieren, spieren in de fibula en buigspieren. De strekspieren bevinden zich in het frontale gebied van de onderbeen tussen de knie en de tenen.

Er zijn drie spieren in de onderbeen, die behoren tot de strekspieren in het bovenste deel enkel gewricht: de spier tibialis anterior, de spierextensor digitorium longum en de spierextensor hallucis longus. Alle drie de spieren ontstaan ​​aan de buitenkant onder de knie en bewegen van hieruit richting de voet. Wanneer deze spiergroep wordt aangespannen, wordt de enkel gewricht is gestrekt, wat erg handig is als je bijvoorbeeld op de hiel staat.

Daarnaast kan de extensorgroep worden gebruikt om de voet naar binnen en naar buiten te kantelen (supinatie en pronatie​ De volgende groep van de onderbeenspieren is de zogenaamde fibularisgroep. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een Musculus fibularis longus en een Musculus fibularis brevis.

Beide spieren ontstaan ​​aan de buitenkant van het onderbeen bij de fibula en lopen vanaf hier onder de voet door naar de onderkant van de voet bij de grote teen. Bovenin enkel gewricht, ze zorgen ervoor dat we op onze tenen kunnen staan ​​(flexie), terwijl we in de onderste enkelgewricht ze zorgen ervoor dat we de voet naar buiten kunnen draaien. De laatste groep van de onderbeenspieren is de flexorgroep (flexoren).

Hier maken we onderscheid tussen de oppervlakkige buigers en de diepe buigers. De oppervlakkige buigspieren vormen de kuit. Ze omvatten de triceps surae-spier, die bestaat uit de soleusspier en de gastrocnemische spieren.

De driedelige spier ontstaat in het gebied van de knie op de rug en strekt zich vervolgens uit tot aan de hiel. De pees wordt ook wel de achillespees hier omdat het bijzonder stabiel is. De diepe buigspieren omvatten de spier tibialis posterior, de spierbuiger digitorum longum en de spier hallucis longus. Gemeenschappelijk aan alle buigspieren is dat ze ervoor zorgen dat de voet naar achteren getrokken kan worden, wat bij bijvoorbeeld ballet van enorm belang is als je op je tenen staat.