Paracodin®

Paracodin® is een medicijn uit de groep antitussiva (hoesten suppressiva) en wordt gebruikt voor onproductieve prikkelbare hoest. Het actieve ingrediënt in Paracodin is dihydrocodeïne. Dihydrocodeïne is een derivaat van de opium alkaloid morfine en een afgeleide van codeine, die op zijn beurt wordt voorgeschreven als hoestwerende en pijnstiller. In Duitsland valt Paracodin® onder de verdovende middelen wet, wat betekent dat de afgifte van het medicijn onderhevig is aan speciale controles.

Actie modus

Het actieve ingrediënt dihydrocodeïne in Paracodin® is een lid van de opioïde groep. De term opioïde verwijst naar een groep natuurlijke en synthetische stoffen die effectief zijn bij opioïde receptoren. De belangrijkste effecten van opioïden zijn sterke analgesie (pijn Verlichting), verdoving, luchtwegen Depressie (remming van de ademhalingsdrang) en constipatie.

Bij langdurig gebruik is de ontwikkeling van afhankelijkheid mogelijk. Dihydrocodeïne heeft een sterk analgetisch effect, het wordt voornamelijk gebruikt bij kortdurende therapie om onproductieve prikkels te behandelen hoesten. Het kan ook worden gebruikt voor matig ernstig pijn.

Bijwerkingen

Het actieve ingrediënt dihydrocodeïne in Paracodin® kan verschillende bijwerkingen veroorzaken als geneesmiddel dat inwerkt op de opioïde receptor. Jeuk met rood worden van de huid kan optreden na het gebruik van Paracodin®, wat optreedt in? 0.1% van de gevallen.

Er kunnen ook ernstige allergische reacties optreden, die in intensiteit kunnen oplopen tot het syndroom van Steven-Johnson (? 0.01% van de gevallen). Het gebruik van Paracodin® kan leiden tot een toename van de spierspanning van de gladde spieren, wat kan leiden tot constipatie in het maagdarmkanaal.

Een andere bijwerking is misselijkheidZelfs braken, wat vaker voorkomt bij het begin van de therapie. Af en toe is er droog mond. Vaak (?

1% van de gevallen) is er lichte hoofdpijn en lichte sufheid, slaapstoornissen kunnen ook voorkomen. Als psychologische bijwerkingen, euforie en stemmingswisselingen worden soms waargenomen. Daarnaast zijn toestanden van verwarring mogelijk, ook treden er waarnemingsstoornissen met hallucinaties op (?

0.1%). Bij patiënten met reeds bestaande epilepsie of een neiging tot toevallen, het risico op convulsies (krampen) wordt verhoogd tijdens de behandeling met Paracodin® (? 0.1%).

Patiënten klagen vaak over duizeligheid. Bij hoge doses bloed drukvallen en de resulterende syncope, dwz plotseling flauwvallen, zijn nog steeds mogelijk. Bovendien kunnen patiënten die al een long disfunctie is voorbestemd om zich te ontwikkelen longoedeem tijdens hooggedoseerde therapie met dihydrocodeïne.

Bovendien kunnen ademhalingsstoornissen optreden, dyspneu (kortademigheid) of ademhalingsproblemen Depressie (meestal in het geval van misbruik van dihydrocodeïne) zijn mogelijk. In het algemeen moet worden opgemerkt dat langdurige therapie met hoge doses tolerantie voor zelfzorggeneesmiddelen ontwikkelt en dat psychische en fysieke afhankelijkheid ontstaat. Het gebruik van Paracodin® met zijn actieve ingrediënt dihydrocodeïne kan ook leiden tot een verslechtering van het gezichtsvermogen omdat de prestatie van de oogspieren kan worden verminderd.

Zeer zelden treedt nog steeds een functionele aandoening van de ogen op, die zich manifesteert als miosis (vernauwing van de oogleden) leerling) Of scotoom (? 0.01%). Paracodin® of Dihydrocodeïne mag niet worden ingenomen bij bepaalde ziekten of aandoeningen.

Een belangrijke contra-indicatie is bepaalde ziekten van de luchtwegen, zoals ademhalingsinsufficiëntie of ademhalingsproblemen Depressie, aangezien beide worden verergerd door dihydriocodeïne. Bovendien mag het medicijn niet worden ingenomen bij acute astma-aanvallen of chronisch bronchiale astma. Dihydrocodeïnepreparaten mogen niet worden ingenomen, zelfs niet als het centrale controlecentrum van de ademhaling, dwz het ademhalingscentrum, gestoord is.

Bovendien is dihydrocodeïne over het algemeen gecontra-indiceerd bij kinderen onder de vier jaar. Als de patiënt eraan verslaafd is opioïden, alcohol of sedativamoet dihydrocodeïne zeer voorzichtig worden gebruikt, anders wordt de verslaving verergerd. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die na chirurgische verwijdering van de galblaas met dihydrocodeïne moeten worden behandeld.

Bij patiënten met beperkte nier functie moet de dosis worden aangepast aangezien de uitscheiding langzamer verloopt. In het algemeen dient men voorzichtig te zijn bij het gebruik van dihydrocodeïne bij de behandeling van oudere patiënten, aangezien de therapie bestaande reeds bestaande aandoeningen kan beïnvloeden. Behandeling met dihydrocodeïne moet bijzonder zorgvuldig worden afgewogen bij patiënten met reeds bestaande hypothyreoïdie, verminderd lever functie en / of bestaande epileptische stoornissen (epilepsie). Voorzichtigheid is ook geboden bij chronische patiënten constipatie, aangezien het opioïde het risico op obstipatie kan vergroten.

Dihydrocodeïne moet tijdens de behandeling ook zeer zorgvuldig worden afgewogen zwangerschap. In de eerste drie maanden van zwangerschap het is mogelijk om het preparaat in te nemen als de indicatie erg strikt is. Zodra de bevalling nadert, is de toediening van dihydrocodeïne gecontra-indiceerd omdat er een risico bestaat op ademhalingsdepressie bij de pasgeborene.

Studies hebben correlaties aangetoond tussen de inname van dihydrocodeïne door zwangere vrouwen en misvormingen van het kind. Bovendien kan een ongeboren kind een afhankelijkheid ontwikkelen als het gedurende een langere periode wordt overgenomen. Kinderen van wie de moeder herhaaldelijk dihydrocodeïne had ingenomen tijdens zwangerschap (in het laatste trimester) ontwenningsverschijnselen hebben na de geboorte. Dihydrocodeïne is gecontra-indiceerd tijdens borstvoeding omdat de werkzame stof overgaat moedermelk en kan bijwerkingen veroorzaken bij de zuigeling.