Heupdysplasie bij een kind

Definitie

Synoniemen: Heup gewricht dysplasie, dysplasie heup A heupdysplasie beschrijft een onjuiste of onvolledige vorming van het heupgewricht. In dit geval is het acetabulum niet diep en breed genoeg om het dijbeen te herbergen en te bedekken hoofd voldoende.

Epidemiologie

Heupdysplasie is de meest voorkomende aangeboren misvorming (misvorming), komt voor bij ongeveer 3-4% van de pasgeborenen en treft vooral meisjes (verhouding meisjes / jongens = 6: 1). Het komt vaker voor bij een positieve familiegeschiedenis, dwz wanneer andere familieleden de ziekte al hebben gehad. Het komt ook vaker voor bij geboorten vanaf de stuitligging en in combinatie met andere anomalieën (misvormingen) zoals horrelvoet.

Het komt ook vaker voor in de context van neurologische aandoeningen zoals spina bifida of hersenverlamming. Bij de pasgeborene kan de diagnose niet klinisch worden gesteld (dwz alleen op basis van een fysiek onderzoek). De enige indicatie van de aanwezigheid van heupdysplasie is het zogenaamde Ortolani-bord, waar de examinator een klikgeluid kan horen wanneer de dij wordt verspreid.

Na een paar weken treden aanvullende symptomen op, zoals een remming van ontvoering, dwz wanneer het kind op zijn rug ligt, kunnen de benen die 90 ° zijn gebogen in de heup en knie niet door de onderzoeker lateraal naar de steun worden gespreid. In sommige gevallen kan asymmetrie van rimpels (dwz rimpels zijn zichtbaar aan de ene kant, maar niet aan de andere kant of op een andere plaats) worden waargenomen in het gebied van de billen en dijen. Het Barlow-teken kan ook positief zijn, in dit geval een uit en in het dijbeen springen hoofd uit de kom kan worden gevoeld wanneer de benen uit elkaar worden gespreid en tegelijkertijd de heup met duim en wijsvinger naar voren en naar achteren wordt gedrukt vinger.

Als door de dysplasie een heupluxatie optreedt, wat vaak het geval is, a been verkorting aan de aangedane zijde kan merkbaar zijn. Een gebrek aan beweging en - als het kind al kan lopen - een hinkend looppatroon kunnen ook wijzen op heupdysplasie. Het zogenaamde Trendelenburg-bord moet hier worden vermeld.

Hier kantelt het bekken wanneer het kind erop staat been en dus ook tijdens het lopen. Bij bilaterale heupluxatie valt de “waggelende gang” op. Heupdysplasie gaat vaak gepaard met een verkeerde positie van de benen in de zin van interne rotatie (antetorsie) en knikkende knieën (coxa valga).