Oefeningen die helpen tegen cellulitis?

Cellulitis kan een esthetisch worden en volksgezondheid probleem voor veel mensen. Het is ook bekend als sinaasappelschil huid en treft meer vrouwen dan mannen. De reden hiervoor is de huid en de bindweefsel structuur.

Bij vrouwen is dit minder uitgesproken. De bindweefsel scheidt de vetweefsel van elkaar door vezels. Hierdoor wordt het weefsel tijdens zwangerschap bij vrouwen.

Als de vetcellen groter worden, bijvoorbeeld onder invloed van oestrogeen, oefenen ze druk uit op de huid. De gebruikelijke deltaspiervormen verschijnen op de huid en worden zichtbaar. Door compressie op het bloed en weefselvocht schepen, het beeld van cellulite wordt geïntensiveerd. De methode die u tijdens de oefeningen moet gebruiken is: 20 herhalingen (of 20 seconden statisch) met 3 sets en 1 minuut pauze tussen de sets. Kies maximaal 2-3 oefeningen per spiergroep en train ze 3-4 keer per week.

Risicofactoren

Risicofactoren voor cellulite zijn door hun hormonale veranderingen, zwangerschap​ Langdurige activiteiten of bestaan te zwaar kan ook bijdragen aan cellulitis. Daarom zijn afwisselende activiteiten en voldoende beweging belangrijk.

1. Oefening U zit in een zittende positie en strekt uw armen naar voren. Je armen zijn op schouderhoogte. Terwijl u de oefening doet, blijft uw rug recht.

Op deze manier blijven je schouders op de rug en je borst is naar voren uitgestrekt. Nu speel je groot zwemmen bewegingen met je armen. Trek je armen uit elkaar en breng ze weer samen.

Zorg ervoor dat uw armen op schouderhoogte blijven. 2e oefening U zit op uw stoel en strekt uw armen naar voren. De armen zijn op schouderhoogte.

Uw rug blijft recht terwijl u de oefening uitvoert. Op deze manier blijven de schouders achter en de borst wordt naar voren gestrekt. De handen balken ze tot vuisten.

Voer nu kleine cirkelvormige bewegingen uit met uw armen. Je voert de cirkelvormige bewegingen snel uit en probeert ze zo klein mogelijk te houden. Zorg ervoor dat uw armen op schouderhoogte blijven.

3e oefening Je ligt op je maag en je armen en benen zijn gestrekt. Til eerst je armen op en houd ze omhoog. Uw gezicht is naar de grond gericht en wordt tijdens de oefening niet opgetild.

Ondertussen hef je ook je benen op en houd je ze daar. Vervolgens maak je kleine hakbewegingen met je armen. Dat wil zeggen, de armen bewegen in snelle bewegingen op en neer.

De benen blijven omhoog. 4e oefening Je ligt op je rug en je benen zijn gebogen. Beide knieën staan ​​op heupbreedte uit elkaar.

Strek je armen naar boven en plaats ze op de grond. Leid vervolgens uw armen in een wijde boog naar uw dijen en loop tot aan uw knieën. Beweeg vervolgens uw armen weer in een wijde boog.

5e oefening Je ligt op je rug en je benen zijn gebogen. Beide knieën staan ​​op heupbreedte uit elkaar. Je armen zijn opzij gestrekt.

Breng je armen in een wijde boog voor je samen. Ze liggen nog steeds uitgestrekt. Beide handen raken elkaar en gaan dan weer uit elkaar in een wijde boog.

1e oefening U zit op de grond en uw benen zijn naar voren gestrekt. De armen zijn schuin achter de hoofd​ Kantel vervolgens uw bovenlichaam iets naar achteren en til de gestrekte benen op.

Kantel je benen naar links en rechts en laat ze over elkaar heen kruisen terwijl je ze bij elkaar brengt. Het bovenlichaam blijft rechtop staan ​​en de benen raken de grond niet. 2e oefening Je zit op de grond en je benen zijn naar voren gestrekt.

De armen zijn schuin achter de hoofd​ Kantel vervolgens uw bovenlichaam iets naar achteren en til de gestrekte benen op. Houd dan deze positie vast en je bovenlichaam en benen blijven omhoog.

3e oefening Ga op je rug liggen en kruis je armen voor je borst​ De benen zijn gehoekt en de knieën staan ​​op heupbreedte uit elkaar. Steek je hoofd en schouders en draai je bovenlichaam op één knie.

Ga langzaam te werk wanneer u het bovenlichaam op en neer tilt. Verander dan van kant en draai je bovenlichaam naar de andere knie. 4e oefening Je ligt op je rug en je armen zijn gebogen achter je hoofd.

Trek er dan een uit been naar het bovenlichaam. Terwijl je er een trekt been til uw hoofd, armen en schouders op en breng knieën en tegenoverliggende ellebogen naar elkaar toe. om dit te doen, draait u uw bovenlichaam naar de been je bent gestopt. Nadat je dit hebt gedaan, laat je je been en je bovenlichaam weer langzaam zakken en herhaal je de oefening met het andere been.

5. Oefening U ligt op uw zij en ondersteunt uzelf op één zij onderarm​ De benen zijn gestrekt en het bovenbeen rust op de onderbeen​ Je ondersteunt jezelf op de ondervoet.

Romp en benen raken de vloer niet. Alleen de onderarm en de onderliggende voet raakt de vloer. Houd de positie vast en zorg ervoor dat het lichaam een ​​lijn vormt.

De onderkant mag niet naar beneden glijden. Gespannen de maag bovendien. Verander dan van kant.

Op de pagina vind je meer oefeningen Oefeningen tegen buikvet​ 1 Oefening U bevindt zich in een viervoetige houding en de armen en benen staan ​​op heupbreedte uit elkaar. Je rug ligt op één lijn en je zorgt ervoor dat deze niet in een gebochelde.

Uw gezicht kijkt naar beneden op de grond en wordt tijdens de oefening niet opgetild. Strek nu uw arm naar voren en til tegelijkertijd het andere been op. Het is gestrekt en bevindt zich ter hoogte van uw billen.

Laat beide dan weer zinken en breng hand en knie samen onder je lichaam. Beiden raken de grond niet. Til uw arm en been weer op en herhaal de oefening.

2 Oefening U bevindt zich in een viervoetige houding en uw armen en benen staan ​​op heupbreedte uit elkaar. Je rug ligt op één lijn en je zorgt ervoor dat deze niet in een gebochelde​ Uw gezicht is naar de grond gericht en wordt tijdens de oefening niet opgetild.

Strek nu uw been naar achteren. Als het been omhoog is, zwaai het been dan langzaam opzij en leid het weer terug. Het been blijft ter hoogte van de billen.

Verander het been na de oefening. 3 Oefening Je ligt op je maag en je armen zijn schuin opzij. De benen zijn gestrekt.

Til eerst je armen op en houd ze omhoog. Beiden blijven onder een hoek. Je gezicht kijkt naar beneden op de grond en wordt tijdens de oefening niet opgetild.

Ondertussen hef je ook je benen op en houd je ze daar. De positie wordt vastgehouden. 4 Oefening U ligt op uw buik en uw armen zijn schuin opzij.

Je benen zijn gestrekt. Til eerst je armen op en houd ze omhoog. Beide armen blijven gehoekt.

Uw gezicht kijkt naar beneden op de grond en wordt tijdens de oefening niet opgetild. Ondertussen hef je ook je benen op en houd je ze daar. Zonder uw benen eraf te halen, trekt u ze uit elkaar en brengt u ze weer bij elkaar.

Meer oefeningen voor de billen vind je op de pagina's Oefeningen voor de billen en Oefeningen voor de buik, benen, billen, rug. 1 Oefening Ga in de viervoetige positie en de armen en benen zijn heupbreed uit elkaar. Je rug ligt op één lijn en je zorgt ervoor dat deze niet in een gebochelde.

Uw gezicht kijkt naar beneden op de grond en wordt tijdens de oefening niet opgetild. Strek tegelijkertijd een arm naar voren en til het andere been op. Het been is ter hoogte van je billen.

Blijf in deze positie. 2 Oefening Liggend op uw rug, houd uw armen op de grond. De knieën staan ​​op heupbreedte uit elkaar.

Hef uw billen op zodat bekken en dijen een lijn vormen. Houd deze positie vast en laat het na ongeveer twintig seconden weer zinken. 3e oefening We nemen de oefening van nummer twee over en je gaat eerst op je rug liggen.

Houd je armen op de grond. De knieën staan ​​op heupbreedte uit elkaar. Je tilt je billen zo hoog op dat bekken en dijen een lijn vormen.

Strek dan een been uit en houd het ter hoogte van het andere dij​ Laat na ongeveer twintig seconden het been en de billen weer zakken en verwissel het been. 4e oefening Je ligt op je rug en je armen en benen zijn gestrekt.

Trek nu de benen naar uw bovenlichaam. Nadat je de benen naar je toe hebt getrokken, strek je ze weer uit. Voordat de benen de grond bereiken, trekt u uw benen terug naar uw bovenlichaam.

5. Oefening U voert de oefening staand uit. Je benen staan ​​iets meer dan heupbreed uit elkaar. Leg je handen op je heupen en knieën.

Zorg ervoor dat uw knieën niet over uw tenen komen en dat uw billen ver naar achteren gaan. Houd uw knieën ver uit elkaar en kom niet samen. Het bovenlichaam wordt naar voren gekanteld.

Hier blijft de rug recht en blijven de schouders achter. Ga dan weer naar boven. 6e Oefening Je staat in een staande positie en loopt met één been naar voren. De stap moet zo ver mogelijk zijn.

Dan gaan ze op hun knieën. Het ene been wordt omhoog gedraaid en het andere gebogen. Houd je bovenlichaam recht.

Meer oefeningen zijn te vinden in het artikel Oefeningen tegen zadeltassen​ 1e Oefening Buig beide benen op uw rug. Ze staan ​​op heupbreedte uit elkaar.

Leg het ene been op het andere en strek het been er bovenop. Zonder het neer te leggen, blijft het op. Als je de positie hebt, trek je de tenen van de voet omhoog en strek je de voet weer uit.

U moet ervoor zorgen dat uw enkel maakt geen cirkelvormige bewegingen. Het blijft bij trekken en stretching de voet. De bewegingen worden zo snel mogelijk uitgevoerd.

Als u klaar bent met het ene been, verwisselt u het andere en herhaalt u de oefening. 2e oefening Lig op uw rug en til beide benen op. Je voert er grote cirkelvormige bewegingen mee uit.

Laat uw benen ronddraaien alsof u op een fiets rijdt. Het tempo mag niet te hoog zijn. 3 Oefening U ligt op uw rug en strekt beide benen uit.

Til ze dan op. Zonder uw benen eraf te halen, trekt u ze uit elkaar en brengt u ze weer bij elkaar. 4 Oefening U ligt op uw zij met uw benen gestrekt naar beneden.

De onderliggende arm zit onder het hoofd als ondersteuning of is naar boven gestrekt. De andere arm ondersteunt het bovenlichaam van voren en staat onder een hoek. Het bovenbeen wordt opgetild en blijft gestrekt.

Ze tillen het op zo ver als hun been kan reiken. Terwijl dit been wordt opgeheven, drukt u uw billen naar voren zodat deze niet naar achteren beweegt. Als het been weer naar beneden komt, leg het dan niet neer.

Je laat het weer omhoog gaan. Herhaal de oefening met het andere been. 5 Oefening We nemen de oefening van nummer vier weer over en gaan op onze zij liggen.

De armposities zijn hetzelfde. We heffen echter niet alleen het been erboven, maar nemen beide benen. Als ze weer naar beneden komen, leg ze dan niet neer.

Je laat ze weer naar boven gaan. Wissel na ongeveer twintig seconden van kant en herhaal de oefening. 6 Oefening U ligt op uw zij met uw benen gestrekt naar beneden.

De onderliggende arm zit onder het hoofd als ondersteuning of is naar boven gestrekt. De andere arm ondersteunt het bovenlichaam van voren en staat onder een hoek. Het bovenbeen wordt een beetje opgetild en blijft gestrekt.

Terwijl dit been omhoog is, drukt u uw billen naar voren zodat de billen niet naar achteren bewegen. Trek vervolgens het been naar uw bovenlichaam en strek het naar achteren. Herhaal het trekken en stretching van het been. Verander dan van kant.