Behandeling en therapie van de gevolgen | Splenectomie - Alles wat u erover moet weten!

Behandeling en therapie van de gevolgen

Als er na een splenectomie een infectie optreedt, bestaat altijd het risico op een ernstig ziekteverloop (OPSI) door het ontbreken van milt. Het lichaam moet dan worden ondersteund in zijn strijd tegen de ziekteverwekkers. Hiertoe dient onmiddellijk een antibioticatherapie te worden gestart, gewoonlijk in de vorm van ceftriaxon, indien nodig in combinatie met vancomycine.

Afhankelijk van de urgentie kunnen de actieve ingrediënten worden toegediend via een veneuze canule (snellere werking) of als tabletten. Sommige patiënten krijgen ook een antibioticum om mee naar huis te nemen na de splenectomie, dat ze zelf kunnen innemen in geval van koorts of andere systemische ziekte (bijv amoxicilline of levofloxacine). Dit vereist echter een passende opleiding van de patiënt.

Als een splenectomie resulteert in een trombo-embolische gebeurtenis, zoals been ader trombosewordt dit meestal met medicijnen behandeld. De therapie bestaat dan uit heparine preparaten of zogenaamde factor X-remmers (bijv. rivaroxaban of fondaparinux). Na de acute therapie wordt een terugvalprofylaxe in de vorm van coumarinederivaten (bv. Marcumar®) gestart over een periode van enkele maanden. In het geval van een long embolie, kan het ook nodig zijn om een ​​medicijnlysis uit te voeren (oplossen van de bloed stolsel) of chirurgische verwijdering van het stolsel.

Welke complicaties kunnen optreden na een splenectomie?

Met betrekking tot complicaties na een splenectomie wordt het ademhalingssysteem het vaakst aangetast. Vanwege de verhoogde gevoeligheid voor infectie, herhaald longontsteking (longontsteking) kan optreden, en pleurale effusies (ophoping van vocht in de opening tussen de borst wand en de longen) kunnen ook voorkomen. Bij ongeveer één op de honderd patiënten een zogenaamde alvleesklier fistel vormen als gevolg van het verwijderen van de milt, dwz een buisvormige verbinding van de alvleesklier naar de darm of buikholte. Sinds de milt is ook verantwoordelijk voor de afbraak van trombocyten (bloed bloedplaatjes), trombembolische voorvallen zoals trombose van het portaal ader or been aderen komen vaker voor na een splenectomie.