Therapie | Pijn in de voet

Therapie

De therapie van voetpijn hangt af van de oorzaak van de pijn. Acuut pijn gebeurtenissen in de context van een ongeval vereisen vaak geen therapie, maar verdwijnen vanzelf. Vaak is een korte immobilisatie van de voet voldoende tot de pijn verdwijnt.

In sommige gevallen kunnen verbanden, zalfverbanden, een gips spalk of gipsverband zijn nodig om de voet te immobiliseren. Ontstekingsremmende geneesmiddelen zoals acetylsalicylzuur of diclofenac kan ook de pijn. In het geval van chronische gewrichtsaandoeningen zijn vaak sterkere medicijnen nodig om de immuunsysteem en ontsteking (cortisone).

In sommige gevallen is conservatieve therapie niet effectief, zodat een operatie noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij een hielspoor. Een joint endoscopie (artroscopie) wordt vaak uitgevoerd bij chronische gewrichtsslijtage (artrose) wordt vermoed. Fysiotherapie, koude- en warmtebehandelingen, spiertraining, elektrotherapie or ultrageluid therapie kan elke therapie ondersteunen en de symptomen verlichten. In ieder geval is het belangrijk om het juiste schoeisel te dragen om mogelijke verkeerde plaatsing of onjuiste gewichtsbelasting te voorkomen. Welke verdere therapie nodig en zinvol is, dient met de behandelende arts te worden besproken.

Samengevat

Voetpijn is een breed veld met veel verschillende oorzaken. Deze kunnen worden onderverdeeld in individuele subgroepen zoals traumatologische oorzaken, bottumoren, ontstekingen, chronische ziekten of neurologische aandoeningen. Al deze oorzaken kunnen worden gevolgd door pijn in de voet tijdens beweging of in rust.

Naast de pijn zijn er nog vele andere symptomen die dienen om de diagnose te bevestigen. Vooral, bloed waarden, ontstekingsparameters, röntgenfoto's, de exacte anamnese en andere speciale onderzoeken zijn noodzakelijk. Afhankelijk van de diagnose wordt dan een conservatieve of chirurgische therapie uitgevoerd.

In sommige gevallen moet de therapie worden aangevuld met medicatie of levenslang worden ingenomen. De exacte therapie is specifiek en dient te worden bepaald door de behandelende arts.