Minimaal invasieve procedures | Therapie van perifere arteriële occlusieve ziekte (pAVK)

Minimaal invasieve procedures

Om de vernauwing van de slagaders direct aan te pakken, zijn invasieve maatregelen mogelijk. Deze zijn onderverdeeld in katheterprocedures en chirurgische procedures. Afhankelijk van de mate en lengte van de vernauwing zijn telkens verschillende ingrepen mogelijk: vanaf stadium IIb worden katheterprocedures toegepast.

Bij de verschillende ingrepen wordt bijna altijd een katheter vanuit de lies in het vernauwde vat ingebracht. Het vat wordt zichtbaar gemaakt door het toedienen van contrastmiddel en vervolgens worden verschillende methoden gebruikt:

  • Bij de standaard PTA-procedure (percutane transluminale angioplastiek) wordt een zogenaamde voerdraad door de slagader in het vernauwde gebied. Een opblaasbare ballonkatheter wordt dan over deze geleidedraad in de vernauwing ingebracht en opgeblazen.

    Dit zorgt ervoor dat het vat uitzet. Om op dit punt een verdere vernauwing te voorkomen, wordt een vaatsteun geplaatst (stent implantatie). Deze procedure is echter alleen geschikt voor vernauwingen over korte afstanden of occlusies tot 10 cm. PTA is ook niet geschikt in geval van overmatige verkalking.

  • Er zijn speciale procedures beschikbaar voor vernauwingen over langere afstanden. In laser, rotatie of ultrageluid angioplastiek, de verkalking van de slagader muren worden verwijderd door laser, boor hoofd or ultrageluid.
  • Andere combinaties van medicijnafgifte om sluitingen, afzuiging en PTA op te lossen zijn mogelijk.

Werking

De operatieve maatregelen zijn afhankelijk van het stadium van de PAD en de mate en lengte van de stenose: aangezien de geneeskunde voortdurend aan verandering onderhevig is, wordt er voortdurend naar nieuwe therapieën gezocht. Er zijn ook enkele experimentele therapieën voor pAVK, maar deze worden alleen uitgevoerd in het kader van klinische studies. Dit gebeurt uiteraard pas nadat er een gedetailleerd onderzoek heeft plaatsgevonden.

Gentherapieën worden momenteel getest. Zo worden bepaalde groeifactoren (VEGF, rFGF-2) gebruikt om vasculaire groei te stimuleren. Therapieën met beenmerg stamcellen worden ook getest.

Deze methoden zijn bedoeld om de groei van schepen en ook om nieuwe vaten te vormen.

  • Als vasoconstricties aanwezig zijn in de grote bekken- en dijbeenslagaders (A. iliaca en A. femoralis), kan worden geprobeerd de schepen. Dit wordt desobliteratie of trombendarteriëctomie (TEA) genoemd.

    Bij deze procedure worden bijvoorbeeld de verkalking en het binnenste deel van de vaatwand (de intima) uitgesneden met behulp van een zogenaamde ringstripper.

  • In fase III en IV kan het nodig zijn om een ​​bypass te plaatsen. Er zijn legio mogelijkheden. In het geval van occlusies in de dij of lager been, de “grote roos ader“, V. saphena magna, wordt meestal verwijderd om als vervanging te dienen.

    Het behoort tot de oppervlakkige aderen en loopt van de voet naar de binnenkant enkel via de binnenkant van de dij naar de lies. aangezien het een van de oppervlakkige aderen is die verantwoordelijk zijn voor slechts 10% van de bloed terugkeer, kan het worden verwijderd zonder grote beperkingen. Het is ook mogelijk om in plaats daarvan vreemd materiaal te gebruiken. Dit is meestal teflon (PTFE, polytetrafluorethyleen).

    Dit materiaal wordt echter alleen gebruikt wanneer de aorta en het bekken schepen zijn versmald, omdat een groter vatkaliber vereist is. Niet alle vaatafsluitingen kunnen echter worden geopereerd. In het ergste geval is de bloed het aanbod kan zo beperkt zijn dat het uiteinde sterft. In dit geval is de enige overgebleven optie (de zogenaamde ultima-ratio) amputatie. Voordat een dergelijke extreme maatregel wordt voorgesteld, zullen alle andere procedures echter grondig worden onderzocht.