Lichaamshaar voor vrouwen | Lichaamshaar

Lichaamshaar voor vrouwen

Bij vrouwen tijdens de puberteit (8-13 jaar), donkerder, pittiger terminaal haar ontwikkelt zich uit het kleurloze, pluizige vellushaar van jeugd in de schaamstreek, anale zone, oksels en op armen en benen. De schaamstreek haar van de vrouw heeft betrekking op de vleien en Mons pubis in de vorm van een spitse driehoek. Schaamhaar haar groeit ongeveer 1 cm per maand en valt uit na ongeveer 6 maanden.

De schaamharen hebben meestal een donkerdere kleur dan de hoofd haren en zijn sterker dan deze. In Europa zijn ze meestal gekruld, in Afrika zijn ze sterk gekruld en in Azië en Amerika zijn ze glad en strak. Hoe donker of hoe uitgesproken het haar is, hangt af van de genetische aanleg, het aantal haargroeicellen.

Ook bij vrouwen is de haargroei gerelateerd aan het mannelijke geslachtshormoon testosteron. Hoe meer van dit hormoon aanwezig is, des te dichter en talrijker is het haar van de vrouw. In aanvulling op hypertrichosis (onnatuurlijk, toegenomen lichaamshaar), die bij zowel mannen als vrouwen kan voorkomen, is er een klinisch beeld dat uitsluitend bij vrouwen wordt aangetroffen (hirsutisme).

Hier gaat het om een ​​typisch mannelijk haar op de kin, boven lip, kaak, borst, onder de navel en dijen. In contrast met hypertrichosis, hirsutisme treedt op als gevolg van een verhoogde productie van mannelijk geslacht hormonen (androgenen). De oorzaken van toegenomen testosteron productie is talrijk en varieert van een genetische aanleg tot zweren (tumoren) op de eierstokken (eierstokken), aan verschillende ziekten in de bijnierschors, de plaats van androgeenvorming.

Bij vrouwen hirsutisme en hypertrichosis behoren tot het beeld van masculinisatie (virilisatie). Op veel plaatsen overdreven lichaamshaar wordt als onhygiënisch of onesthetisch beschouwd en wordt minder geaccepteerd dan mannelijk lichaamshaar. Daarom tegenwoordig een heel lichaam ontharing is niet ongebruikelijk voor vrouwen, waarbij het okselgebied en de benen het vaakst worden onthaard.

In de 4e maand van zwangerschap de foetus ontwikkelt ongepigmenteerd, zeer kort en dun wolhaar (lanugohaar). Naast het kaasuitstrijkje (Venix caseosa), dat op de talgklippen van het lanugo-haar, het lanugo-haar dient het foetus als bescherming tegen zijn eigen verzachting door de vruchtwater, tegen trillingen, geluid en kou. Bovendien helpt het lanugo-haar bij de vorming van de eerste van het kind stoelgang (meconium), die de darmbeweging van de pasgeborene stimuleert.

Normaal gesproken verdwijnt het lanugo-haar tijdens zwangerschap. Als het kind te vroeg is hersteld, kunnen er nog steeds lanugo-haren worden gevonden. De persistentie van dit haar, zelfs na de geboorte van het kind, wordt hypertrichosis lanuginosa genoemd. In de eerste levensjaren vormt zich een zeer dun, kleurloos donshaar (vellushaar) op de gladde, haarloze huid van de baby, die bijna het hele lichaam bedekt, behalve de binnenkant van de handen en voeten (lieshuid), de lippen en tepels.