ECMO

Definitie

"ECMO" staat voor extracorporale membraanoxygenatie en is een cardiologische en intensieve medische procedure voor de verlichting of vervanging van long en mogelijk ook hart- functie. De reden voor het gebruik van ECMO is ernstig long disfunctie, zoals ARDS (acute respiratory distress syndrome) bij volwassenen of respiratory distress syndrome bij pasgeborenen. In ECMO, bloed wordt afgevoerd uit een ader (a bloedvat met een laag zuurstofgehalte), via een buizensysteem in een apparaat getransporteerd, waar het door een soort membraan wordt gefilterd, verrijkt en vervolgens via een ander buizensysteem weer in de menselijke circulatie terechtkomt.

Indicaties voor een ECMO

Oorzaken voor de toepassing van extracorporale membraanoxygenatie zijn alle ziekten of veranderingen die de long in zijn functie zodanig dat er niet langer voldoende gasuitwisseling is en daarmee het risico op zuurstoftekort in het lichaam (hypoxie). De meest voorkomende indicatie voor ECMO is het zogenaamde ARDS (acute respiratory distress syndrome). ARDS kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals bloed vergiftiging, schokken, brandwonden of verwondingen en manifesteert zich door een soort ontstekingsreactie in het longweefsel.

Er treedt oedeemvorming (waterretentie) op, wat resulteert in een beperkte gasuitwisseling. Andere veel voorkomende oorzaken voor het gebruik van een ECMO zijn reanimaties, longtransplantatie, hypothermie of ernstig longontsteking. ECMO wordt ook veel gebruikt bij pasgeborenen.

De belangrijkste oorzaken zijn neonataal ademhalingsnoodsyndroom (IRDS), meconium aspiratie (penetratie van ontlasting in de longen) en bloed vergiftiging. In tegenstelling tot volwassenen worden significant hogere overlevingspercentages (ongeveer 80%) bereikt bij pasgeborenen. Voor de toepassing van ECMO worden de getroffen personen in een kunstgras gezet coma.

Hoe werkt de therapie met ECMO?

In het meest voorkomende type canulesysteem dat wordt gebruikt bij extracorporale membraanoxygenatie, de grote inguinale ader (vena femoralis) wordt gebruikt als het uitstroomvat en de diepe cervicale ader (vena jugularis interna) als het instroomvat. Bij het maken van ECMO, de respectieve ader wordt eerst doorboord met een grotere naald. Zodra het vat is geraakt, wordt een dunne draad ingebracht en voldoende ver naar voren gebracht.

Nadat de huid is uitgezet, wordt indien nodig een buis langs de draad in het vat ingebracht en vervolgens aan de huid gehecht. In het geval van de diepe halsader strekt deze buis zich meestal uit in de rechter atrium van de hart-. Naast het veno-veneuze ECMO-systeem is er ook veno-arteriële (VA) en de iets zeldzamere arteriële-veneuze (AV) extracorporale membraanoxygenatie. In het kader van reanimaties is het plaatsen van canules in de periferie (gebied weg van het lichaam), bijvoorbeeld in de lies, bijzonder effectief gebleken, aangezien dit de reanimatie.