Longtransplantatie

Introductie

De long (pulmo) wordt gebruikt voor gasuitwisseling en ademhaling. Omdat het daarom essentiële taken vervult, a long transplantatie wordt alleen uitgevoerd als geen andere therapie genezing belooft. Strikt genomen is het long bestaat uit 2 longen, één aan de rechterkant en één aan de linkerkant.

Afhankelijk van de ernst en indicatie worden in een long één long, beide lobben van de long of meerdere lobben van de long verwijderd transplantatie en dan wordt de functionele long van een donor ingebracht. Long transplantatie wordt alleen gebruikt bij gevorderde longziekte, aangezien elke transplantatie altijd een bepaald risico met zich meebrengt. Er moet daarom van tevoren voor worden gezorgd dat alle mogelijke conservatieve therapieën niet hebben gewerkt of geen effect meer hebben.

Als de patiënt echter in rust al aan kortademigheid lijdt en zijn levensverwachting zonder transplantatie minder dan 18 maanden is, zal een transplantatie worden uitgevoerd. Er zijn verschillende ziektebeelden waarvoor een longtransplantatie kan worden uitgevoerd. Deze omvatten onder andere de Andere oorzaken van longtransplantatie kunnen ook Langerhans-celhistiocytose (Histiocytose X), lymfangioleiomyomatose of bronchiolitis obliterans zijn.

  • Muscoviscidose (cystische fibrose) met bilaterale bronchiëctasie
  • De idiopathische longfibrose
  • Een chronische obstructieve longziekte (COPD) met alfa-1-antitrypsinedeficiëntie en
  • Het longemfyseem en
  • Pulmonale hypertensie veroorzaakt door hartafwijkingen en
  • Sarcoïdose.

Het is echter belangrijk om te weten dat geen van deze ziekten betekent dat longtransplantatie noodzakelijk is. De patiënt moet veeleer worden geanalyseerd op basis van zijn symptomen en laboratoriumwaarden om te bepalen of een therapie met medicatie nog steeds tot succes kan leiden, of de schade te ver gevorderd is en genezing onmogelijk is of dat het nog zin heeft om een ​​nieuwe long te transplanteren omdat de patiënt er meerdere levensjaren bij zou hebben. Als er bijvoorbeeld een patiënt mee is taaislijmziekte heeft een relatieve capaciteit van slechts 30% van één seconde (FEV1 = 30%), dit is zeker een indicatie voor een longtransplantatie.

Bij een patiënt met chronisch obstructieve longziekte, die tevens een relatieve 30-seconde capaciteit heeft van 6%, is het echter mogelijk dat deze patiënt geen longtransplantatie nodig heeft maar goed kan leven met de correct afgestelde medicatie. Dit voorbeeld laat zien dat bij longtransplantatie altijd rekening moet worden gehouden met veel verschillende factoren en dat er geen specifieke waarde is waarboven men zegt dat een transplantatie absoluut noodzakelijk is. Er zijn echter enkele kenmerken waardoor een longtransplantatie moet worden overwogen. Bijvoorbeeld een looptest van 12 of 500 minuten, waarbij de patiënt wordt gevraagd om binnen de gegeven tijd zo ver mogelijk te lopen. Een patiënt die een longtransplantatie nodig heeft, loopt in deze tijd slechts ongeveer XNUMX meter achter, omdat hij met de minste inspanning buiten adem raakt.