Dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie

Uitscheiding bij de nier

De nieren, samen met de lever, spelen een centrale rol in de eliminatie van farmaceutische middelen. Ze kunnen worden gefilterd op de glomerulus van het nefron, actief worden uitgescheiden bij de proximale tubulus en opnieuw worden geabsorbeerd op verschillende buisvormige segmenten. Bij nierinsufficiëntie zijn deze processen verstoord. Dit kan ertoe leiden dat een via de nieren uitgescheiden geneesmiddel voor een langere tijd in het organisme achterblijft, een toename van het plasma concentratie, en accumulatie. Mogelijke gevolgen zijn onder meer bijwerkingen en potentieel levensbedreigende toxiciteit, vooral voor drugs met een smal therapeutisch bereik. Bovendien kan nierinsufficiëntie ook andere farmacokinetische parameters beïnvloeden, bijvoorbeeld distributie en eiwitbinding. Naast het medicijn zijn ook de actieve metabolieten bij dit proces betrokken, bijvoorbeeld de glucuroniden van morfine of oxypurinol, de metaboliet van allopurinol.

Dosisaanpassing

Afhankelijk van de farmacokinetische en farmacodynamische eigenschappen van het medicijn, dosis aanpassing kan nodig zijn. Opgemerkt moet echter worden dat dit niet automatisch voor iedereen geldt drugs, maar vooral voor mensen met relevante nierinsufficiëntie eliminatie. Sommige kunnen zonder aanpassing worden toegediend, zoals bij gezonde personen. De aanpassing hangt af van de mate van nierfunctiestoornis, die wordt uitgedrukt door de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR). Hoe lager de GFR, hoe groter de behoefte aan aanpassing. Meting van serum creatinine kan worden gebruikt voor een ruwe schatting van de GFR. De waarde die door een conversie wordt verkregen, wordt eGFR (geschatte GFR) of geschat genoemd creatinine klaring. Er wordt ook rekening gehouden met andere parameters zoals leeftijd, gewicht, geslacht en etniciteit (methoden: Cockcroft-Gault, MDRD, CKD-EPI). Vanwege de functie van de nieren als eliminatie orgels, een dosis vermindering is over het algemeen vereist in het geval van nierinsufficiëntie. Dit omvat het verlagen van de single dosis en de maximale dagelijkse dosis. Het doseringsinterval kan ook worden verlengd, zodat een medicijn bijvoorbeeld maar één keer in plaats van twee keer per dag wordt toegediend, of alleen om de dag. Minder vaak worden plasmaconcentraties ook gemeten als onderdeel van een therapeutisch geneesmiddel Grensverkeer. Sommige drugs zijn gecontra-indiceerd bij nierinsufficiëntie, dwz mogen om veiligheidsredenen niet worden gegeven (toxiciteit). Nierinsufficiëntie kan ook een contra-indicatie zijn om wettelijke redenen bij gebrek aan gegevens. Patiënten dienen indien mogelijk geen geneesmiddelen te krijgen die schadelijk zijn voor de nieren (nefrotoxisch). Deze omvatten bijvoorbeeld de niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's), de aminoglycosiden, vancomycine, bepaalde contrastmiddelen, lithium, cidofovir, en cytostatische middelen. In sommige zeldzame gevallen kan een dosisverhoging aangewezen zijn omdat de werkingsplaats zich in de nier. Typische voorbeelden zijn de lus diuretica torasemide en furosemide.

Verduidelijking voor therapie

Voordat de medicamenteuze behandeling wordt gestart, moet voor elk medicijn afzonderlijk worden verduidelijkt of een dosisaanpassing nodig is vanwege nierinsufficiëntie. Dit geldt zowel voor zelfmedicatie als voor voorgeschreven medicijnen. Vooral bij ouderen moet altijd rekening worden gehouden met een mogelijke nierfunctiestoornis, aangezien de incidentie toeneemt met de leeftijd. Studies hebben aangetoond dat dosisaanpassingen nog steeds te weinig worden doorgevoerd (bijv. Dörks et al., 2017). De richtlijnen zijn in principe te vinden in de bijsluiters van geneesmiddelen. Er zijn echter niet voor alle geneesmiddelen voldoende en adequate gegevens beschikbaar. Daarnaast kan de wetenschappelijke literatuur worden geraadpleegd en zijn databases zoals DOSING (http://www.dosing.de) beschikbaar.