Monitoren

Introductie

Monitoring verwijst naar het monitoren van verschillende circulatieparameters en fysiologische functies van een patiënt tijdens een operatie. Meestal is de verantwoordelijke arts een anesthesist. Afhankelijk van het type ingreep zijn er verschillende vormen van monitoring, die indien nodig met bepaalde elementen kunnen worden uitgebreid. Hieronder wordt eerst de basismonitoring, dat wil zeggen de standaardbewaking tijdens een operatie, besproken.

Klinische observatie

Tegenwoordig heeft moderne technologie de patiëntbewaking zeer elektronisch gemaakt. Desalniettemin dient de anesthesist de patiënt altijd goed in de gaten te houden. Daarbij besteedt hij bijzondere aandacht aan de soepele beweging van de thorax van de patiënt, wat een indicatie is van voldoende ventilatie.

De kleur van de huid van de patiënt kan ook informatie geven over het succes van ventilatiewant door zuurstofgebrek kunnen de lippen bijvoorbeeld blauw worden. Verder worden de vegetatieve functies van de patiënt geobserveerd, zoals zweten, tranende ogen en verwijde pupillen. Deze reacties kunnen optreden als de diepte van anesthesie is te oppervlakkig.

Elektrocardiogram (ECG)

Het ECG legt de hartstroomcurve van de patiënt vast. Hiervoor worden elektroden op de ledematen en van de patiënt aangebracht borst. Deze registreren vervolgens potentiaalverschillen die worden veroorzaakt door de elektrische excitatielijn in de hart-. Met het ECG kan de anesthesist de snelheid van de hartslag en de hart- ritme.

Bloeddrukmeting

Tijdens standaardbewaking bloed druk wordt bepaald door middel van zogenaamde automatische niet-invasieve bloeddruk meting. Hiervoor wordt de patiënt uitgerust met een bloed drukmanchet aan één extremiteit (meestal aan één arm). De manchet wordt elke 5 minuten opgeblazen zodat de patiënt schepen lopend eronder zijn volledig gecomprimeerd.

Wanneer de druk wordt opgeheven, treden oscillaties op zodra de bloed kan weer door het openende vat stromen. Deze trillingen worden geregistreerd door de manchet. De maximale verplaatsing van de oscillaties komt overeen met het gemiddelde bloeddruk.

Deze methode wordt ook wel oscillometrisch genoemd bloeddruk meting. Het is belangrijk dat de bloeddrukmanchet wordt aangepast aan de patiënt. Manchetten die te klein zijn, zijn verkeerd gemeten hoge bloeddruk waarden, manchetten die te groot zijn, meten onjuist lage waarden. De breedte van de manchet moet ongeveer 2/3 van de lengte zijn de bovenarm.