Differentiële diagnoses = alternatieve oorzaken | Artrofibrose in de knie

Differentiële diagnoses = alternatieve oorzaken

Andere ziektebeelden moeten worden onderscheiden van artrofibrose, wat ook kan leiden tot verlies van kniegewricht functie. Revalidatietekort (frequent): Ontoereikende postoperatieve vervolgbehandeling en te lange immobilisatie kunnen leiden tot het krimpen van de capsule kniegewricht, wat resulteert in een aanhoudende beperking van beweging. De redenen hiervoor zijn onvoldoende postoperatief pijn eliminatie, waarbij vooruitgang in fysiotherapie wordt bemoeilijkt door pijn en gebrek aan motivatie en voorlichting van de patiënt over het belang van postoperatieve fysiotherapie, fysiotherapie, medische trainingstherapie, Etc. De ziekte van Sudeck (zeldzaam): pijnlijke dystrofie (voedingsstoornis) en atrofie (krimp) van de zachte weefsels (spieren, huid) en botten van de extremiteiten met een typisch podiumachtig verloop. De etiologie van deze ziekte is nog grotendeels onverklaard.

MRI van het kniegewricht

De beeldvormingsprocedure bij uitstek voor de kniegewricht is de standaard Röntgenstraal. Hierdoor kan het gewricht en eventuele veranderingen in de gewrichtsruimte worden beoordeeld. Als het kraakbeen, meniscus of capsule-ligament apparaat moeten beter worden beoordeeld, een MRI (magnetische resonantie beeldvorming) is de methode bij uitstek. Dit maakt een MRI eerder een aanvullende diagnostische optie. In het geval van artrofibrose van het kniegewricht is het bijzonder goed dat de gewrichten en mogelijke veranderingen kunnen goed in de MRI worden weergegeven en dus kan een diagnose meestal met grote zekerheid worden gesteld.

Hoe kan artrofibrose worden voorkomen?

Profylaxe van artrofibrose in kruisband chirurgie: vanwege de moeilijke therapie van artrofibrose als deze eenmaal is opgetreden, is de profylaxe van deze ziekte van bijzonder belang. In het bijzonder is onderzocht welke voorzorgsmaatregelen het risico op artrofibrose daarna kunnen minimaliseren kruisband vervanging. Profylactische maatregelen kunnen worden onderverdeeld in preoperatieve, intraoperatieve en postoperatieve maatregelen (aangepast volgens et al.

(1999): Keuze van het tijdstip van de operatie: na traumatische kruisband kruisband breuk, mag de operatie niet te vroeg worden uitgevoerd. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat het risico op het ontwikkelen van artrofibrose significant was verhoogd in de eerste 3 weken na het ongeval, toen een kruisbandvervangende operatie werd uitgevoerd. Een algemene “gewrichtsirritatie” (acute traumatische ontstekingsreactie) veroorzaakt door het trauma wordt als oorzaak hiervan gezien, met het risico op overgang naar chronische gewrichtsontsteking door bijkomende chirurgische traumatisering.

Een herstelperiode van ongeveer 6 weken voor de operatie wordt aanbevolen. Op het moment van de operatie moet het kniegewricht vrij beweegbaar en ‘niet irriterend’ zijn (pijnloos, geen effusie van het gewricht). Begeleidende verwondingen (vooral verwondingen aan de binnenband) moeten vooraf worden behandeld.

Als het kniegewricht niet geïrriteerd is, kan preoperatief fysiotherapie worden gestart. Voorlichting van de patiënt: De patiënt moet worden geïnformeerd over de ernst van het letsel en de gevolgen die eruit voortvloeien, met name de postoperatieve vervolgbehandeling, en gemotiveerd zijn om mee te werken. Een chirurgische verkeerde plaatsing van het kruisbandtransplantaat moet koste wat het kost worden vermeden.

Een veel voorkomende fout is een te ver naar voren (ventraal) geplaatst tibiaal boorkanaal. Andere mogelijke fouten zijn een te traumatische of langdurige operatie, onjuiste plaatsing van het femorale boorkanaal en onjuiste fixatie van het transplantaat. Fysiotherapie moet onmiddellijk na de operatie worden gestart.

Adequate eliminatie van pijn met geschikte analgetica is hiervoor noodzakelijk. Er wordt gebruik gemaakt van actieve en passieve (motorische spalk) bewegingsoefeningen en oefeningen voor patella-mobilisatie. De patiënt moet gemotiveerd zijn om mee te werken.