Virus en overdracht | Hepatitis E

Virus en overdracht

Hepatitis E is een ontsteking van de lever (hepatitis) veroorzaakt door de hepatitis E. virus (HEV). De HEV is een zogenaamd RNA-virus, dat behoort tot de calicivirus-familie. Het genetisch materiaal van het virus is gecodeerd op het RNA.

Er zijn 4 verschillende RNA-versies (genotypen) van de hepatitis E-virus. Meestal raakt men fecaal-oraal geïnfecteerd met de HEV. Fecaal-oraal betekent dat een drager van het virus het virus (fecaal) uitscheidt en het virus wordt nu via de mond (Oral).

Dit gebeurt bijvoorbeeld als een uitstrijkje door gebrek aan hygiëne maar ook via besmet drinkwater of besmet voedsel. Sinds een druppel infectie kan niet van persoon tot persoon plaatsvinden, daarom is het in vakantielanden voldoende om het kraanwater voor consumptie voorzichtig te koken. In zeldzame gevallen verzending via bloed en lichaamssappen is waargenomen (parenterale transmissie).

Dit is echter alleen mogelijk in de zogenaamde virale fase, wanneer het virus aanwezig is in de bloed van een besmette persoon. Dieren zoals schapen, varkens, apen, ratten en muizen worden soms beschouwd als het natuurlijke reservoir van deze ziekteverwekker. In Azië, Centraal- en Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Mexico zijn er gedeeltelijke hepatitis E. epidemieën, dwz veel nieuwe ziekten die zich tegelijkertijd verspreiden in een bepaald gebied.

Vooral de moesson-tijden zijn voorbestemd voor dergelijke epidemieën vanwege hun verspreiding via water. In Duitsland komt HEV alleen in geïsoleerde gevallen voor. Terwijl in 2006 slechts 51 gevallen werden gemeld, waarvan de helft werd geïmporteerd uit het buitenland, waren er in 2009 al ongeveer 100 gevallen afkomstig van binnenlandse virusstammen. Na orale inname van het virus dringt het de cellen van het lichaam binnen.

Bij dit proces dokt het virus met klevende punten, vergelijkbaar met kleine voetjes, op de cel en injecteert het zijn genetisch materiaal in de gastheercel. De gastheercel neemt het vreemde DNA (in dit geval RNA) op in zijn metabolisme en produceert nu het virale eiwitten​ Als de virusdelen eenmaal in de cel zijn gevormd, verzamelt het nieuw gevormde virus zich en verlaat het de vreemde cel, die tijdens het proces wordt vernietigd. Virussen hebben geen eigen metabolisme en zijn daarom afhankelijk van infiltrerende vreemde organismen om zich te vermenigvuldigen.