Therapie | Luxatie van de elleboog

Therapie

Over het algemeen moet het gewricht zo snel mogelijk worden verplaatst, bij voorkeur binnen 6 uur. Anders bestaat het risico op vasculaire of zenuwschade vanwege de nabijheid. In het geval van een dislocatie zonder begeleidend botletsel, is het doel om het gewricht te verkleinen en de normale gewrichtscondities te herstellen.

Voor dit doel is het gewrichtsoppervlak van de opperarmbeen moet terugklikken in de gewrichtsholte van de ellepijp. Dit gebeurt meestal onder narcose, omdat bij regionale anesthesie het gevoel en het vermogen om te bewegen nog langere tijd beperkt zijn, wat gevaarlijk kan zijn. Bij een dorsale dislocatie wordt een tractie uitgeoefend op de onderarm, die ca.

30 ° en naar buiten gedraaid, en deze wordt vervolgens tot 90 ° gebogen. Bij een ventrale dislocatie wordt getracht de onderarm weer naar beneden als het gebogen is. Na verkleining moet de verbinding worden gecontroleerd door röntgenstraal.

Bij een vermoeden van ligamentschade moet het succes van de reductie en de mate van resterende instabiliteit van het gewricht tijdens anesthesie worden beoordeeld. Bij een wakkere patiënt kunnen spieren die aan het gewricht vastzitten de stabiliteit simuleren. Het onderzoek wordt gecontroleerd door gelijktijdige snelle opeenvolgingen van röntgenfoto's. Het is vooral belangrijk om te controleren hoe het gewricht zich gedraagt ​​bij het naar buiten of naar binnen buigen en buigen.

Als er geen verdere dislocatie optreedt, is de behandeling conservatief met een immobilisatie van 1 tot 2 weken van het gips in de functionele positie (ongeveer 90 ° flexie). Als er sprake is van instabiliteit in vergelijking met naar buiten of naar binnen buigen, kan deze periode worden verlengd tot 3 weken.

Fysiotherapie moet echter zo snel mogelijk worden gestart om krimp van de capsule en spierverharding te voorkomen. Als er tijdens de functiecontrole, vooral bij het buigen, een nieuwe luxatie (dislocatie) optreedt, of als het gewricht helemaal niet kan worden verplaatst, is een operatie aangewezen. Hetzelfde geldt als de instabiliteit aanhoudt na conservatieve behandeling (immobilisatie).

Een operatie is ook nodig als er botbeschadiging of zenuw- en vaatbeschadiging is. Tijdens deze procedure wordt het gewricht opnieuw gepositioneerd, worden de botstructuren in hun oorspronkelijke opstelling gefixeerd en wordt het capsule-ligamentapparaat hersteld. Een externe fixator wordt vaak gebruikt om het gewricht en zijn onderdelen te bevestigen.

In dit geval worden de benige delen met schroeven door de huid bevestigd. Er is ook een zogenaamde bewegingsfixator, die beweging binnen een bepaald bereik mogelijk maakt. Het voordeel is dat bewegingstraining eerder kan worden gestart. Dit is bedoeld om bewegingsbeperkingen als een laat gevolg te minimaliseren.