Schroef-osteosynthese: behandeling, effecten en risico's

Schroefosteosynthese is het proces van schroeven en overbruggen doorbroken botten (breuken) met vreemd materiaal in de vorm van schroeven. De schroeven die hiervoor worden gebruikt, zijn gemaakt van chirurgisch staal, titanium of soortgelijke materialen.

Wat is schroefosteosynthese?

Schroefosteosynthese is het schroeven en overbruggen van botbreuken (fracturen) met vreemd materiaal in de vorm van schroeven. Deze vorm van osteosynthese is een veelgebruikte methode voor interne anatomische refixatie van fracturen of breuk fragmenten (fragmenten). Het voordeel van deze methode is dat doorgaans slechts een minimaal invasieve chirurgische ingreep hoeft te worden uitgevoerd. Bovendien, in het geval van ontwrichte fracturen (bijv enkel gewricht), is er slechts een klein verlies van het gewrichtsoppervlak. Het doel van schroefbevestiging is om de breuk of breuk fragmenten op hun plaats totdat ze zijn genezen. De resulterende axiale en gewrichtsafwijkingen worden tijdens refixatie gecorrigeerd. Het voordeel van niet-chirurgische (conservatieve) behandelmethoden is dat de anatomie nauwkeurig en gericht kan worden hersteld. Het gebroken gebied kan snel worden geoefend, verplaatst en volledig worden belast, afhankelijk van de symptomen. Op deze manier kunnen bewegingsbeperkingen en spieratrofie worden voorkomen. Oefening vermindert het risico op trombose.

Functie, effect en doelen

Hoofdzakelijk gebruikt bij chirurgie en orthopedie, wordt schroefosteosynthese gebruikt wanneer conservatieve behandeling niet mogelijk is. Dit is het geval wanneer er een open is breuk, bijvoorbeeld. De procedure wordt uitgevoerd onder anesthesie​ Dit kan plexus zijn anesthesie, spinale anesthesie or narcose​ De duur van een dergelijke operatie is afhankelijk van de mate van letsel. Het aansluitende verblijf in het ziekenhuis duurt enkele dagen, hoewel de latere verwijdering van het materiaal ook poliklinisch kan gebeuren. Behandeling van een open fractuur door schroef-osteosynthese vermindert significant het risico op daaropvolgend bot of zacht weefsel ontsteking​ Voor fracturen van de boven- en onderzijde beenis conservatieve behandeling mogelijk, maar osteosynthese is geschikter. Met interne stabilisatie is de aangedane onderste extremiteit onmiddellijk stabiel voor postoperatieve oefeningen. Dit betekent dat de patiënt het ledemaat vrij kan bewegen en oefenen. Na een paar dagen inspanning, de been kan volledig belast worden, afhankelijk van de pijn niveau. Als een polytrauma, treedt er meervoudige breuk of verkleinde breuk op, worden de breukfragmenten opnieuw gepositioneerd en gefixeerd. In principe worden fracturen met verplaatste fractuurfragmenten behandeld met schroefosteosynthese. Het doel is hier altijd om de verplaatste fragmenten te herpositioneren en fixeren en eventuele gewrichtsfuncties in hun anatomische as te herstellen. Schroefosteosynthese wordt niet alleen gebruikt voor traumagerelateerde fracturen. Andere toepassingen zijn onder meer orthopedie. Selectief doorgesneden botten worden door deze procedure gefixeerd voor uitlijning in geval van axiale onjuiste uitlijning (bijv. knikkende knieën of boogbenen). Bovendien wordt osteosynthese gebruikt voor artrodese (gewrichtsverstijving), algemene instabiliteit of instabiliteit na verwijdering van de tumor. Echter, schroef-osteosynthese heeft soms ook de voorkeur boven plaat-osteosynthese voor weke delen verwondingen​ De chirurgische procedure is als volgt:

Zodra de chirurg toegang heeft gekregen tot het gebroken gebied, worden de fractuurfragmenten in de juiste positie met elkaar uitgelijnd. Voor de feitelijke fixatie van de breuk wordt onderscheid gemaakt tussen corticale schroeven en spongieuze schroeven. Beide zijn zogenaamde houtdraadbouten, deze zijn bedoeld om de breukplaats samen te trekken. Het verschil is dat de poreuze botschroef een korte schacht heeft en in het epifysaire gebied wordt geschroefd. De opererende arts boort de cortex van het bot uit, zodat een poreuze botschroef in het gat past. In het tegenoverliggende fragment wordt een kleiner gat geboord en een speciaal instrument wordt gebruikt om een ​​schroefdraad voor de schroef te snijden. Nu wordt de schroef in de gaten geschroefd, waardoor het botstuk met de draad tegen het botstuk met het enkele gat wordt getrokken. Door de schroef vast te draaien worden de breukfragmenten stevig met elkaar verbonden. De corticale schroef wordt daarentegen in het diafysaire gebied geschroefd. In vergelijking met de poreuze botschroef heeft deze een lange schacht en een korte schroefdraad aan de onderkant. Ook hier boort de chirurg een gat in het bot waarin de schroef wordt gestoken, deze wordt nu ingeschroefd zodat de draad achter de breuklijn ligt. Net als bij de spongieuze schroef, trekt de corticale schroef beide fractuurfragmenten samen en fixeert ze zo.

Risico's, bijwerkingen en gevaren

De behandeling door schroefosteosynthese gaat altijd gepaard met een chirurgische ingreep. De kans op infectie neemt dus toe, omdat een gesloten fractuur zo een open fractuur wordt en kiemen kunnen binnendringen, neemt het risico op infectie toe. Bovendien zijn functionele beperkingen, pijn, wond genezen aandoeningen, pseudartrose, instabiliteit en artrose kan gebeuren. Mogelijke ernstige complicaties zijn onder meer het losraken of breken van het implantaat als gevolg van materiaalfalen. Dit kan ertoe leiden dat de fractuurfragmenten wegglijden en resulteren in misvormingen of verkorte ledematen. Om dit te voorkomen, dient een regelmatige follow-up te worden uitgevoerd door de behandelende chirurg of orthopeed, met controle door middel van beeldvormende technieken. Postoperatieve bloeding en littekens met verklevingen kunnen optreden, zoals bij elke chirurgische ingreep. Algemeen risico's van anesthesie, vooral bij oudere patiënten met een slechte algemene voorwaarde, zoals slikproblemen, cardiovasculaire problemen, ademhalingsstoornissen, enz. moeten altijd in overweging worden genomen. Bovendien moet een andere chirurgische ingreep worden uitgevoerd om het materiaal te verwijderen. Bij oudere patiënten wordt het materiaal vaak niet verwijderd omdat het botmateriaal meestal niet zo sterk wordt als voorheen. Anders kan een zogenaamde refractuur optreden. Bij kinderen moet het materiaal echter onmiddellijk worden verwijderd nadat de breuk is genezen, omdat de botten groeien nog steeds.