Richtinggevoel: functie, taken, rol en ziekten

Het richtingsgevoel is niet één van de zes menselijke zintuiglijke waarnemingen. Het is eerder samengesteld uit verschillende van deze zintuigen. In tegenstelling tot alle andere zintuigen, kan het oriëntatiegevoel worden getraind en aangeleerd. Sinds de moderne tijd is het algemene oriëntatievermogen van de mens echter achteruitgegaan.

Wat is het gevoel van oriëntatie?

Het gevoel van oriëntatie wordt ook wel ruimtelijk gevoel of ruimtelijke oriëntatie genoemd. Het is slechts indirect een deel van de zes menselijke zintuigen. Het gevoel van oriëntatie wordt ook wel ruimtelijk gevoel of ruimtelijke oriëntatie genoemd. Het is slechts indirect een deel van de zes menselijke zintuiglijke waarnemingen. Het is geen onafhankelijk zintuig, maar een interactie tussen verschillende zintuigen. Het gezichtsvermogen, evenals het gehoor, het gevoel van geur, het gevoel van aanraking, het gevoel van evenwicht en het gevoel van spier (dieptegevoeligheid) zijn betrokken bij het gevoel van oriëntatie. Behalve mensen hebben dieren ook gevoel voor ruimte, waardoor ze zich gecoördineerd kunnen oriënteren en zich in de ruimte kunnen bewegen. In tegenstelling tot mensen zijn veel dieren uitgerust met een extra gevoel voor trillingen, magnetische velden en polarisatiepatronen. Voor hen zijn deze aanvullende percepties opgenomen in de zin van oriëntatie. In tegenstelling tot alle andere zintuigen kan ruimtelijke oriëntatie in hoge mate worden geleerd en getraind. De basisstructuur is aangeboren door de anatomische structuren van de ogen, spieren en oren. Echter, sinds geheugen en aandacht spelen ook een rol bij de ruimtelijke oriëntatie, het oriëntatiegevoel kan verbeterd worden door middel van bepaalde oefeningen.

Functie en taak

Zonder het richtingsgevoel zouden mensen zich niet langer in de ruimte kunnen oriënteren. Gecoördineerde voortbeweging door de ruimte hangt ook af van deze sensorische structuur. Een groot deel van de ruimtelijke oriëntatie wordt eerst geleerd door gerichte voortbeweging in de ruimte. Zo leren mensen in de eerste jaren van hun leven kleinschalige oriëntatie. Later volgt de leren van geografische oriëntatie, die achteraf bijdraagt ​​als geheugen inhoud aan het algemene gevoel van oriëntatie. Bij de nabije oriëntatie speelt de ruimtelijke positie een rol, namelijk de positie en houding van het eigen lichaam in de ruimte. Vooral het gezichtsvermogen en het gevoel van evenwicht laat de schatting van de eigen ruimtelijke positie toe. Met name het gevoel van evenwicht wordt gebruikt om de eigen houding te bepalen en vast te houden en om rekening te houden met omgevingskrachten zoals zwaartekracht. De interactie van deze zintuiglijke waarneming met de visuele waarnemingen stelt ons in staat om zowel de hoeken en inclinaties als de loodrechte richtingen van onze eigen ruimtelijke positie in te schatten. De tastzin speelt ook een rol bij het bepalen van de eigen ruimtelijke positie, omdat deze onder meer het eigen lichaamszwaartepunt berekent. Deze berekening vindt plaats op basis van de drukreceptoren op de voetzolen en wordt meegenomen in de ruimtelijke positie. Het nauwe verband tussen de bovengenoemde sensorische structuren en dieptegevoeligheid beschermt mensen uiteindelijk tegen vallen en struikelen. Dieptegevoeligheid is een van de snelste zintuigen en wordt bestuurd door de cerebellum zodat de hersenen kan automatisch een beschermende spierreactie initiëren zodra het vestibulaire orgaan een abrupte verandering in lichaamshouding meldt. Mensen vallen bijvoorbeeld niet automatisch op de grond als ze struikelen, maar kunnen zichzelf vaak nog betrappen door automatisch hun voet naar voren te zetten. De ruimtelijke positiebeleving wordt voornamelijk onbewust gestuurd. Grootschalige perceptie is daarentegen meer bewust. Bij dit soort oriëntatie spelen denkvermogen en aandacht een grotere rol. De geheugen van onderscheidende ruimtelijke punten, zoals landschapsverschijnselen, gebouwen of markeringen, wordt in de ruimtelijke oriëntatie verwerkt. Grootschalige ruimtelijke oriëntatie wordt dus exclusief aangeleerd.

Ziekten en kwalen

Omdat het oriëntatiegevoel oefening en training vereist, is voortbeweging in de ruimte essentieel voor deze sensorische structuur. Zoals beschreven, wordt veel van het richtingsgevoel geleerd. Als iemand zich op jonge leeftijd niet voldoende in de ruimte beweegt, kan het oriëntatiegevoel dienovereenkomstig afnemen. De wetenschappen hebben daarom een ​​afnemend oriëntatievermogen bij de moderne mens kunnen identificeren. Deze afname is te wijten aan de moderne tijd, die nauwelijks oriëntatie en niet-gemotoriseerde voortbeweging nodig heeft. Het oriëntatiegevoel kan ongemak veroorzaken bij ongebruikelijke of onbekende ruimtelijke bewegingen. Bij het duiken of vliegenHet richtingsgevoel heeft bijvoorbeeld moeite om de ruimtelijke positie te bepalen en de algemene oriëntatie is verstoord. Onder wateris de veranderde ruimtelijke beleving verantwoordelijk voor de klachten. Wanneer vliegenAan de andere kant zijn de problemen te wijten aan de rotatiebewegingen. Met name het evenwichtsgevoel, dat relevant is voor het oriëntatiegevoel, kan zich in deze situaties niet meer soepel aanpassen. De gevolgen zijn duizeligheid, duizeligheid, misselijkheid en verwarring. Langdurige oriëntatiestoornissen kunnen zowel psychologisch als organisch zijn. Blootstelling aan chemicaliën, medicijn administratie, en andere vergiftigingen kunnen bijvoorbeeld desoriëntatie veroorzaken omdat ze spanning de hersenen's oriëntatiecentrum. Aan de andere kant kan er ook daadwerkelijke schade zijn aan de hersenen, zoals van Alzheimer ziekte, Parkinsonof hersenletsel met andere oorzaken. Afhankelijk van welke hersencentra of individuele perceptuele centra van de hersenen worden beïnvloed door de schade, kan een oriëntatiestoornis zich op verschillende manieren manifesteren. Bijvoorbeeld aanhoudend duizeligheid kan ook al een oriëntatiestoornis zijn.