Pseudoallergie: test en diagnose

2e orde laboratoriumparameters - afhankelijk van de resultaten van de medische geschiedenis, fysiek onderzoek, enz. - voor differentiële diagnostische verduidelijking

  • histamine (bloed, plasma, urine).
  • Diamine oxidase (DAO) * - marker voor de diagnose van histamine intolerantie en bijbehorende klinische beelden; als DAO-deficiëntie of remming aanwezig is, kan het organisme de histamine die met voedsel wordt ingenomen of vrijkomt uit de eigen lichaamscellen niet snel genoeg afbreken (histamine-intolerantie).
  • Totaal IgE; allergeenspecifiek IgE (RAST), verder de volgende parameters:
    • Tryptase (detectie van betrokkenheid van mestcellen) - bij allergische reacties (voedselcontact),
    • Eosinofiel kationisch eiwit (ECP) - vermoedelijke allergische diathese in het allergeenvrije interval, vooral als serum IgE (totaal IgE) niet verhoogd is).

    Type I (onmiddellijke type) klinische beelden: Quincke's oedeem, urticaria: veroorzaakt door voedselallergenen.

  • Celiac disease serologie: transglutaminase-antilichaam (tTG) of endomysium-antilichaam (EMA) / endomysium IgA en transglutaminase IgA.
    • Transglutaminase-IgA: sensitiviteit 74-100%, specificiteit (kans dat daadwerkelijk gezonde individuen die de betreffende ziekte niet hebben ook in de test als gezond worden aangemerkt) 78-100%.
    • Endomysium-antilichaam (EMA): gevoeligheid (percentage zieke patiënten bij wie de ziekte wordt opgespoord door middel van de test, dwz er treedt een positief testresultaat op) 83-100%, specificiteit 95-100%; er is een verband tussen het titer-niveau en de mate van villous-atrofie
    • Selectieve IgA-deficiëntie (bepaling van totaal IgA) moet vooraf worden uitgesloten (prevalentie (ziektefrequentie) 2%); omdat in de aanwezigheid van IgA-deficiëntie * endomysium en transglutaminase IgA antilichamen mogelijk niet detecteerbaar.

Verder tot bepaling van diamineoxidase in plasma.