Oriëntatievermogen: functie, taken, rol en ziekten

Elke dag moeten mensen hun weg vinden in termen van locatie en tijd. Afspraken moeten op een bepaalde plaats op een bepaald tijdstip worden bewaard. Om dit mogelijk te maken, hebben mensen een cognitief vermogen - het vermogen om zich te oriënteren.

Wat is het oriëntatievermogen?

Oriëntatievermogen is in het algemeen het vermogen om de weg te vinden in ruimte, tijd of het eigen individu. Het concept van oriëntatie komt uit de psychologie. Oriëntatievermogen is in het algemeen het vermogen om de weg te vinden in ruimte, tijd of in het eigen individu. Het mentale oriëntatievermogen omvat dus zowel ruimtelijke en temporele waarneming als het bewustzijn van de eigen persoon. Dit laatste omvat de eigen identiteit en de bijbehorende referenties; omgevingsbewustzijn. Dit bepaalt hoe de persoon zich in verschillende situaties gedraagt ​​en handelt. In engere zin betekent oriëntatie in de meeste gevallen het vermogen om zich lokaal te oriënteren. Het oriëntatievermogen geldt ook als een van de zeven vaardigheden die nodig zijn voor het soepel laten verlopen van bewegingsprocessen. Het staat daarbij in wisselwerking met het omschakelvermogen, het reactievermogen, het differentiatievermogen, het koppelingsvermogen, het evenwichtsvermogen en het ritmiseringsvermogen. Het basisgevoel van oriëntatie is aangeboren. Het verschilt van persoon tot persoon, maar kan ook met de praktijk worden ontwikkeld. Er is een verband tussen bewust besef van de omgeving waarin iemand zich bevindt en oriëntatievermogen. In het algemeen verwijst het vermogen tot ruimtelijke oriëntatie naar het vermogen om ruimtelijk en directioneel te bewegen. Hiervoor zijn verschillende zintuigen nodig om oriëntatie mogelijk te maken. Voor pure oriëntatie worden voornamelijk de oren en ogen gebruikt. Als beweging in de ruimte wordt toegevoegd, worden de spieren (dieptegevoeligheid) en het gevoel van evenwicht spelen ook een rol. Bij dieren bovendien het gevoel van geur of het temperatuurgevoel wordt in nog grotere mate gebruikt voor oriëntatie dan bij mensen (naast andere zintuigen, zoals sonar, die mensen niet bezitten).

Functie en taak

Voor mens en dier speelt het oriëntatievermogen een belangrijke rol. Ruimtelijke oriëntatie wordt voornamelijk geleerd door beweging in de ruimte en is dienovereenkomstig gerelateerd aan geheugen​ Plaatsen die zijn bezocht, worden opgeslagen door de hersenen als een impressie. Als de persoon deze plaats opnieuw bezoekt, zal hij deze in de meeste gevallen kunnen onthouden. Hoe vaker deze plaats wordt bezocht, hoe beter de persoon het onthoudt. Dit hangt ook samen met de hoeveelheid tijd die de persoon heeft gehad om naar de plaats te kijken. Hetzelfde geldt voor afstanden die een persoon aflegt. Ruimtelijke oriëntatie dient niet alleen om directioneel over een bepaalde afstand naar een plaats te bewegen, maar helpt ook om niet vast te lopen in dit proces. Oriëntatie heeft enerzijds de functie om mensen te helpen hun weg te vinden en hen te herinneren aan ruimtes en plaatsen. Daarbij put het uit geheugen en opgeslagen indrukken van de omgeving. Voorwaarde hiervoor is echter de bewuste beleving van ruimte. Aan de andere kant gebruiken mensen het vermogen om samen te oriënteren met het gevoel van evenwicht om afstanden te overbruggen zonder lopend bijvoorbeeld in voorwerpen of andere mensen. Als een zintuig dat voor oriëntatie wordt gebruikt, kort of permanent beschadigd of aangetast is, vinden mensen het moeilijker om de weg te vinden. In dit geval wordt hij vaak gedwongen om andere zintuigen te gebruiken om hem te helpen. Mensen vinden het bijvoorbeeld moeilijk om zich in het donker te oriënteren in voor hen onbekende kamers. Het oog dient niet als gids en de persoon wordt gedwongen om de tastzin te vermijden lopend in objecten of zelfs over dingen struikelen. Als gevolg hiervan zal hij automatisch langzamer en onzekerder in deze ruimte bewegen. Oriëntatie dient dus ook als beveiliging tijdens bewegingen in de breedste zin van het woord.

Ziekten en kwalen

Oriëntatievermogen interageert met doelgericht reflexen​ Bij een val onderscheppen mensen zichzelf - als ze kunnen - om letsel te voorkomen. Voor dit proces is ook ruimtelijke oriëntatie nodig, bijvoorbeeld om afstanden in te schatten. Als de interactie van de verschillende zintuigen wordt verstoord, wordt het oriëntatievermogen verminderd. Dit kan leiden tot desoriëntatie, duizeligheid or misselijkheid​ Ziekten of klachten die veroorzaken duizeligheidgaan bijvoorbeeld over het algemeen gepaard met een gebrek aan oriëntatie. Het gevoel van evenwicht is gestoord en, afhankelijk van de ernst, kan de getroffen persoon zijn of haar weg in de ruimte niet meer vinden. In sommige gevallen kunnen valpartijen en verwondingen optreden omdat de ruimtelijke oriëntatie niet meer volledig functioneel is. Als het oriëntatievermogen niet constant is, spreken experts van oriëntatiestoornissen, en in het geval van volledige desoriëntatie, desoriëntatie. Dit geldt niet alleen voor het ruimtelijke rijk, maar ook voor het tijdelijke of persoonlijke. Mensen met oriëntatiestoornissen kunnen vaak geen tijd of plaats bepalen. Afhankelijk van de ernst, bijvoorbeeld in het geval van geheugenverlies, kan de kennis van de eigen zelf bovendien worden verstoord. Ziekten die verband houden met oriëntatiestoornissen kunnen verschillende psychische aandoeningen zijn, zoals psychosen, maar ook lichamelijke aandoeningen zoals dementie en Alzheimer ziekte. In het laatste geval is desoriëntatie gerelateerd aan geheugen aandoeningen, onder andere. Maar slaapwandelen wordt ook in verband gebracht met oriëntatiestoornissen. De situatie is vergelijkbaar voor andere psychogene oriëntatiestoornissen. Ze worden in de geneeskunde en psychologie gecategoriseerd als dissociatieve stoornissen. Carbon Fibre koolmonoxidevergiftiging, slaapdeprivatiekan een verhoogde lichaamstemperatuur of verhoogde intracraniale druk ook in verband worden gebracht met oriëntatieproblemen. Als symptoom van de ziekte vindt oriëntatieverlies meestal eerst in de tijd plaats, daarna in de ruimte. Alleen dan wordt de oriëntatie van het zelf verstoord. Getroffen personen vergeten bijvoorbeeld de eenvoudigste informatie over zichzelf of mensen in hun omgeving. Dit kan de haar kleur van hun beste vriend, hun eigen verjaardag of zelfs hun eigen naam.