Bloedplaatjes (trombocyten)

Definitie

Trombocyten zijn bloed bloedplaatjes, waarvan elke persoon ongeveer 150,000 tot 350,000 per μl bloed bij zich heeft. De trombocyten vervullen een belangrijke functie in bloed stolling. bloedplaatjes Zorg er daarom voor dat wanneer een patiënt zichzelf snijdt, de wond zo snel mogelijk en met zo min mogelijk wordt gesloten bloed verlies mogelijk zonder vooraf te veel bloed te verliezen.

Een onbalans in bloedplaatjes (te veel of te weinig bloedplaatjes) kunnen daarom tot verschillende ziekten leiden. Omdat de trombocyten afkomstig zijn van de zogenaamde megakaryocyten, die worden gevormd in de beenmergkan een storing in het beenmerg verantwoordelijk zijn voor het verminderde of verhoogde trombocytenaantal. Een normaal aantal bloedplaatjes is ook belangrijk, daar bloedplaatjes gedeeltelijk verantwoordelijk voor kunnen zijn hart- ziekte en verkalking van het bloed schepen (arteriosclerose).

Structuur

Trombocyten, ook wel bloedplaatjes genoemd, zijn vernauwingen van hun voorlopercellen, de zogenaamde megakaryocyten die zich in de beenmerg. In niet-geactiveerde toestand komen ze overeen met een biconvexe schijf, dat wil zeggen dat ze in beide richtingen uitpuilen. Deze specifieke vorm van bloedplaatjes wordt gestabiliseerd door een soort vezelachtig ondersteunend raamwerk, de microtubuli.

Bovendien hebben ze ook een vezelsysteem dat, wanneer geactiveerd, hen de mogelijkheid geeft om van vorm te veranderen en een groot aantal uitlopers te vormen, zogenaamde pseudopodia, die dan dienen als contactpunten voor hechting en wederzijds netwerken. Omdat bloedplaatjes slechts verwurgingen zijn, worden ze niet als volledige cellen beschouwd en hebben ze ook geen celkern, dus verdere celdeling is onmogelijk. Zogenaamd mitochondria, de energieproducerende organen van de cel, bevinden zich echter nog in de trombocyt, die de nodige energie levert voor het activeringsproces. Daarnaast bevatten de bloedplaatjes ook verschillende soorten bolletjes, zogenaamde korrels. Deze kunnen coagulatiebevorderende boodschappersubstanties ontvangen of enzymen en worden vrijgegeven tijdens het activeringsproces.

Functie

De bloedplaatjes vervullen een cruciale functie bij de bloedstolling. Als een patiënt zijn of haar snijdt vinger, het begint kort te bloeden, maar na een paar seconden stopt het bloeden en duurt het geen minuten. Ze hebben de functie om plaatselijk een kleine trombocytstolsel (witte bloedplaatjes trombus) te vormen in het geval a bloedvat is gewond, en om de coagulatie van de stollingsfactoren te vergroten.

Zonder de bloedplaatjes zou een persoon doodbloeden in geval van lichte verwondingen of spontane bloeding, bijv. neus-. Zodra er bloedschade is schepenkomen de bloedplaatjes in contact met de zogenaamde von Willebrandt-factor, die door het intacte weefsel normaal gesproken geen contact heeft met de trombocyten. De von Willebrandt-Faktor leidt samen met de trombocyten tot thrombocytenaggregatie, wat betekent dat de trombocyten aan elkaar plakken door de von Willebrandt-Faktor.

Dit leidt tot de vorming van een plug die het defecte gebied in de bloedvat. Dit leidt heel snel tot hemostase, veroorzaakt door de trombocyten. Dit proces wordt beschreven als primair hemostase of cellulaire hemostase (synoniem voor hemostase: hemostase).

Bovendien worden de stollingsfactoren van het bloed geactiveerd tijdens secundair hemostase. Dit leidt tot een activering van het eiwit fibrinogeen, dat zich na activering als fibrine samen ophoopt en tevens verbindingen vormt met het bestaande trombocytnetwerk. Hierdoor ontstaat een veel dichter stolsel waarin ook rode bloedcellen verstrikt kunnen raken, waardoor een stuk vast weefsel ontstaat dat de verwondingsplaats van het vat betrouwbaar afsluit en zo het bloeden stopt.

Het is daarom ook duidelijk dat trombocyten altijd in voldoende hoeveelheden in het bloed aanwezig moeten zijn, anders is een adequate hemostase niet mogelijk. Tegelijkertijd mogen er niet te veel trombocyten in het bloed aanwezig zijn om een ​​verhoogde vorming van bloedstolsels (trombus) te voorkomen. Deze trombi kunnen worden overgedragen en vervolgens leiden tot een longaandoening embolie.

Bovendien diep been ader trombose en andere ziekten, soms ook hart- problemen kunnen optreden. Dit is met name het geval wanneer patiënten veel risicofactoren dragen. Vrouwen worden vaker getroffen door been ader trombose dan mannen. Andere risicofactoren zijn onder meer zwaarlijvigheid, roken, orale anticonceptiva slikken, weinig lichaamsbeweging en weinig drinken, en te vet voedsel eten.

Al deze risicofactoren bevorderen de aggregatie van de trombocyten. De algemene regel is: hoe langzamer het bloed stroomt, hoe meer tijd er overblijft om de bloedplaatjes in het bloed samen te laten zakken. Als iemand weinig drinkt, vertraagt ​​de bloedstroom naarmate het bloed stroperiger wordt.

Als een patiënt niet genoeg beweegt, hoopt het bloed zich op in de benen en is er een toename van de bloedplaatjesaggregatie in de been aderen (diep ader trombose). Deze voorbeelden laten zien dat het niet de trombocyten zelf zijn die "falen" bij trombose omdat ze samenkomen en een trombus vormen. Het zijn eerder de omstandigheden waarin ze zich bevinden, dwz het bloed en de schepen waardoor ze stromen. Natuurlijk is er ook een familiegeschiedenis van trombose, die een belangrijke rol speelt bij de vorming van trombi, de aggregatie van trombocyten. Over het algemeen vervullen bloedplaatjes hun functie echter heel goed, zolang ze niet worden blootgesteld aan te veel risicofactoren.