Adipocytes: functie en ziekten

Adipocyten zijn de cellen van vetweefsel. Naast het opslaan van vet, vervullen ze nog vele andere functies. Vetweefsel produceert veel hormonen en is het grootste endocriene orgaan in het menselijk lichaam.

Wat zijn adipocyten?

Adipocyten zijn niet alleen cellen die vet opslaan. Ze nemen zeer actief deel aan het algehele metabolisme. In dit proces verenigen ze zich om meerkernige cellen te vormen, waarbij de individuele cellen van het netwerk zijn verbonden door zogenaamde gap junctions. Er zijn twee soorten adipocyten. Dit zijn de univacuolaire en de plurivacuolaire adipocyten. De univacuolaire adipocyten vertegenwoordigen het witte vetweefsel en bevatten slechts één vacuole, die de taak heeft om vet op te slaan. De vacuole kan tot 95 procent van de cel innemen volume, waardoor de andere celorganellen en de kern naar de rand van de cel worden geduwd. Het grootste deel van de cel bestaat dus uit opslagvet. De plurivacuolaire adipocyten behoren tot het bruine vetweefsel en hebben meerdere vacuolen die gevuld kunnen worden met opslagvet. Deze duwen de andere organellen echter niet naar de rand van de cel. Ze hebben er veel mitochondria, die het vet direct in de cel verbranden om warmte te genereren. Zo wordt het bruine vetweefsel actief als het afkoelt. Door brandend vet, het organisme zorgt voor het behoud van de lichaamstemperatuur. De verhouding tussen bruin en wit vetweefsel is bepalend voor het energieverbruik. Bij volwassen mensen speelt bruin vetweefsel echter een kleine rol, dus vetreductie kan niet worden gebaseerd op de activering ervan.

Functie, effect en taken

De belangrijkste taak van adipocyten is de opslag van lichaamsvet. Hiervoor is voornamelijk het witte vetweefsel verantwoordelijk. Voor een klein deel wordt er energie geproduceerd in het bruine vetweefsel door brandend dik. De energieproductie in deze cellen is onafhankelijk van het algemene lichaam energiemetabolisme​ Ze dienen alleen om de lichaamstemperatuur op peil te houden als de buitentemperatuur daalt. Voor dit doel wordt het vet dat in de adipocyt is opgeslagen, direct verbrand. Bij mensen is deze functie normaal gesproken alleen relevant bij zuigelingen. Later atrofieert het bruine vetweefsel. Sommige mensen kunnen echter niet aankomen omdat ze nog relatief veel bruin vetweefsel hebben. Onderzoek heeft echter aangetoond dat de rol van adipocyten veel complexer is dan de functie van vetopslag suggereert. Vetweefsel is het grootste endocriene orgaan, dat zeer actief is bij het metabolisme. De hoeveelheid opgeslagen vet speelt een zeer belangrijke rol. Adipocyten produceren onder andere naast vele honderden werkzame stoffen drie belangrijke hormonen die een regulerend effect hebben op de stofwisseling. Dit zijn de hormonen leptine, resistine en adiponectine. Leptine remt het hongergevoel. Hoe meer opslagvet de adipocyten bevatten, hoe meer leptine wordt uitgescheiden. Echter, extra administratie van leptine om het gevoel van verzadiging te produceren is niet succesvol omdat het leptinegehalte van een zwaarlijvige persoon al hoog is en de aanvullende toediening geen effect heeft. Bestrijding van resistentie en adiponectine insuline weerstand. Hoe meer vet er in adipocyten wordt opgeslagen, hoe lager de concentratie van adiponectin. Adiponectin bevordert echter insuline gevoeligheid. Omgekeerd neemt resistine toe insuline weerstand. Hoe kunnen deze hormonen anders therapeutisch worden gebruikt suikerziekte nader onderzoek vereist.

Vorming, voorkomen, eigenschappen en optimale niveaus

Over het algemeen blijft het aantal adipocyten gedurende het hele leven hetzelfde. Alleen de volume van de cellen verandert wanneer vet wordt opgeslagen of vrijgegeven. Een adipocyt kan maximaal 1 microgram vet opslaan. Wanneer de opnamecapaciteit van alle in het lichaam aanwezige adipocyten is bereikt en er toch meer vet wordt opgebouwd dan afgebroken, ontstaan ​​er celdelingen in de preadipocyten, de zogenaamde steatoblasten. Nieuwe adipocyten ontwikkelen zich uit de steatoblasten. Het aantal vetcellen neemt in dit geval wel toe. Het aantal adipocyten blijft echter hetzelfde als het vet wordt verminderd. De nieuw gevormde kleine vetcellen zijn insulinegevoelig, in tegenstelling tot de bestaande adipocyten. Na differentiatie van de nieuwe vetcellen worden ze ook weer insulineresistent.

Ziekten en aandoeningen

Obesitas is een veel voorkomende ziekte geworden. Hoe meer vet wordt opgeslagen in de adipocyten, hoe groter het risico op het ontwikkelen van type II suikerziekte. Diabetesis op zijn beurt een onderliggende ziekte voor veel degeneratieve processen in het lichaam. Uiteindelijk, de metabool syndroom kan zich ontwikkelen met een complex van ziekten zoals zwaarlijvigheiddiabetes, dyslipidemie, atherosclerose en hart- en vaatziekten. Tijdens de ontwikkeling van zwaarlijvigheid, insuline-resistentie neemt in de loop van de tijd af. Insuline zorgt daarvoor bloed suiker, vetzuren en aminozuren worden naar de lichaamscellen geleid om energie op te wekken of om te zorgen voor lichaamssamenstelling. Overtollige energie die niet wordt verbruikt, wordt door adipocyten opgeslagen in de vorm van vet. Hormonale processen in de vetcellen controleren op hun beurt insuline-resistentie om het onbeperkte aanbod van glucose​ Dit proces is eigenlijk normaal. Het loopt echter uit de hand als calorieën worden geleverd die niet daadwerkelijk kunnen worden opgeslagen. Insuline-resistentie ontwikkelt zich tot een chronisch voorwaarde​ Insuline wordt in grote hoeveelheden geproduceerd. Het wordt echter steeds ondoelmatiger. De bloed glucose niveau stijgt. De alvleesklier wordt nog meer gestimuleerd om insuline aan te maken. Dit gaat door totdat de productie is uitgeput. Nu wordt het relatieve insulinetekort een absoluut insulinetekort als gevolg van insulineresistentie. Er is sprake van manifeste diabetes met alle gevolgen van dien.