Ruimtelijke oriëntatie (ruimtelijk gevoel): functie, taken, rol en ziekten

De ruimtelijke betekenis stelt mensen in staat zich ruimtelijk te oriënteren. Dit oriëntatievermogen is een samenspel van verschillende zintuigen en kan tot op zekere hoogte worden getraind. Een slechte ruimtelijke oriëntatie hoeft niet per se in verband te worden gebracht met de ziektewaarde.

Wat is ruimtelijke oriëntatie?

Het ruimtelijke gevoel stelt mensen in staat zich ruimtelijk te oriënteren. Dit oriëntatievermogen is een samenspel van verschillende zintuigen en kan tot op zekere hoogte worden getraind. De verschillende zintuiglijke waarnemingen van de mens verbinden hem met zijn omgeving en uiteindelijk met de wereld. Als voorbeelden van waarneming krijgen mensen de visuele, auditieve, haptisch-tactiele, dieptegevoelige, smaak- en reukwaarneming. Net als het gevoel van evenwicht, wordt het gevoel van ruimte in wezen niet aangeduid als een afzonderlijk perceptueel exemplaar. Desalniettemin is het de ruimtelijke betekenis die mensen in staat stelt zich in de ruimte te oriënteren en dus, vanuit een evolutionair-biologisch oogpunt, in hoge mate bij te dragen aan de overlevingskansen van de menselijke soort. In zijn basiskenmerken is het vermogen tot ruimtelijke oriëntatie aangeboren voor de mens. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het visuele of auditieve zintuig, wordt het ruimtelijke zintuig pas volledig ontwikkeld door actieve beweging in de ruimte. Verschillende zintuiglijke waarnemingen komen in ruimtelijke zin samen. Naast zien en horen, het gevoel van evenwicht en het spiergevoel (dieptegevoeligheid) spelen een doorslaggevende rol bij de oriëntatie in de ruimte. De kwaliteit van het oriëntatiegevoel hangt ook af van geheugen en aandacht. Bij veel diersoorten spelen veel andere zintuiglijke waarnemingen in op het gevoel van ruimte, zoals het gevoel van stroming bij vissen of het gevoel van magnetisme bij vogels.

Functie en taak

Ruimtelijke oriëntatie, of het gevoel van ruimte, is tot op zekere hoogte ingeboren in zijn individuele zintuiglijke kwaliteiten. Mensen behoren tot de door het oog bestuurde wezens. Het visuele gevoel wordt hem vanaf de geboorte meegegeven en helpt hem ook om zich in de ruimte te oriënteren, bijvoorbeeld door hem karakteristieke herkenningspunten te laten herkennen. Om deze oriëntatiepunten te herkennen, is hij tegelijkertijd afhankelijk van een min of meer goed geheugen ter oriëntatie. Bovendien heeft hij enige aandacht nodig om überhaupt oriëntatiepunten te registreren. Om de positie van zijn eigen lichaam in de ruimte te kennen, heeft de mens een gevoel van spieren en een gevoel van evenwicht. Het gevoel van evenwicht informeert hem wanneer hij uit balans is of waar op en neer zijn. Het spiergevoel geeft permanente feedback over de positie van de een gewrichten​ Al deze vermogens en zintuiglijke waarnemingen zijn cruciaal voor oriëntatie in de ruimte. Hoewel de individuele vaardigheden aangeboren zijn, geheugen en aandachtstraining kunnen bijvoorbeeld het ruimtelijk gevoel aanzienlijk verbeteren. Daarnaast is de interactie tussen de individuele capaciteiten en zintuiglijke waarnemingen essentieel voor oriëntatie. Deze interactie wordt geleerd en ontwikkelt zich alleen met actieve beweging in de ruimte. Zo rijpt kleinschalige oriëntatie door beweging in de eerste levensjaren. Oriëntatie op grote schaal blijft zich ontwikkelen tot aan de volwassenheid en komt ongeveer overeen met geografische oriëntatie. De basis van oriëntatie is de nauwe interactie van visuele impressies, evenwichtsimpressies en percepties van de spierzin, die voornamelijk plaatsvinden in de hersenen stam en cerebellum​ De kleinschalige oriëntatie komt daarmee vooral overeen met de eigen ruimtelijke positiebeleving. Normaal gesproken zijn mensen zich niet bewust van hun eigen ruimtelijke positie. Oriëntatie op grote schaal is, in tegenstelling tot ruimtelijke positie-oriëntatie, overwegend bewust. Dit type oriëntatie omvat oriëntatie op landschap of hoofdrichtingen of oriëntatie in het wegverkeer. Dit deel van ruimtelijk besef omvat bewust denken en wordt grotendeels gevormd door ervaring.

Ziekten en klachten

Oriëntatie op basis van de ruimtelijke zin veroorzaakt bijvoorbeeld ongemak bij tegenstrijdige zintuiglijke boodschappen, zoals te snelle wendingen. Zodra de interactie van de zintuigen aan storingen onderhevig is, treden gevoelens van verwarring en desoriëntatie op. duizeligheid en misselijkheid komen ook voor. Bij gezonde mensen zijn deze klachten vooral kenmerkend voor ongebruikelijke ruimtelijke bewegingen zoals vliegen of duiken. Tijdens deze bewegingen passen het zicht en het evenwicht zich vaak niet soepel aan. Bij het duiken bijvoorbeeld de ongewone perceptie die mensen hebben van afstanden en proporties onder water speelt een rol. Het visuele deel van de ruimtelijke betekenis kan dus niet meer worden geïnterpreteerd zoals mensen dat gewend zijn. Het ruimtelijk gevoel moet zich dus eerst door training aanpassen aan ongebruikelijke bewegingen in de ruimte. Zodra dit is gebeurd, duizeligheid en duizeligheid komen meestal niet meer voor. Omdat er aanzienlijke verschillen in oriëntatievermogen tussen individuen kunnen zijn, wordt een slecht ruimtelijk gevoel niet automatisch geassocieerd met ziekte. In feite is het vermogen van mensen om zich in de ruimte te oriënteren de afgelopen eeuw gekenmerkt door een achteruitgang, vooral in de westerse samenleving. Bijvoorbeeld wanneer mensen tijdens jeugd en bewegen zich zelden actief in de ruimte, hun ruimtelijk gevoel is rudimentair. Deze relatie heeft de regressie van het ruimtelijk inzicht in de afgelopen decennia bevorderd. Een rudimentair ruimtegevoel kan echter zeker ook door ziekten worden veroorzaakt. Dit is vooral het geval bij ziekten van de betrokken sensorische organen. Ziektewaarde kan ook aanwezig zijn bij verstoorde verwerking van de individuele sensorische prikkels binnen de hersenen, bijvoorbeeld in de context van neurologische ziekten of zenuwgeleidingsstoornissen.